Niet te geloven

Bron: Google foto’s

We kijken nog wel eens naar een DVD van Fawlty towers. In een van die afleveringen gaat een gast ’s nachts dood.

Maar dat ontgaat de hotelbaas als hij het ontbijt komt brengen. Het kamermeisje ontdekt het omdat zij nog wat melk gaat brengen. En dan ontstaan er natuurlijk allerlei dolkomische verwikkelingen en wordt er driftig gesleept met de dode man, raken andere hotelgasten totaal in de war.

Het is geen subtiele humor. Maar de hilarische situaties waarin hotelbaas Fawlty, ober Manuel en alle anderen verzeild raken, zorgen voor onbedaarlijke lachbuien.

Je denkt dat zoiets alleen maar in tv-serie kan voorkomen. Te veel “over the top”, te veel fantasie. Zoiets gebeurt niet in het dagelijks leven.

Maar dan lees je ’s morgens dit artikel, waarin staat dat een man 4 dagen lang onopgemerkt dood op een spoed-ic lag. Het is toch niet te geloven.

Je zult er nu nog opgenomen moeten worden. Dan twijfel je toch aan de oplettendheid van het personeel…

Maar goed, het was in Engeland, dus zo snel komen we daar niet in het ziekenhuis terecht.

Onbegrijpelijk

Zo nu en dan sijpelt er een bericht door in het nieuws van alledag waarvan ik helemaal niks snap. Zo las ik gisterenmorgen in Trouw dat ziekenhuizen vrijwel allemaal wegwerpspullen gebruiken.

Bron: Dagblad Trouw

Nou kan ik me iets bedenken bij doekjes, washandjes en zo. Maar zelfs apparaten van meer dan 400 euro worden blijkbaar maar 1x gebruikt en dan gaan ze in de kliko. Hoezo duurzaam, hoezo besparingen?

Want ook scharen, pincetten, scalpels en nog meer wordt slechts één maal gebruikt. Dat is op zich niet zo gek, want dan krijgt de chirurg altijd een steriel voorwerp in handen. Daarmee wordt de zorg beter en sluiten men risico’s uit.

Maar en bijna gepensioneerde chirurg zorgt er voor dat de instrumenten en andere materialen worden nu hergebruikt, onder andere door ze om te smelten en opnieuw er iets van fabriceren. Het is in ieder geval beter dan alles te verbranden en in rook op laten gaan.

Toch vraag ik me af, waarom kunnen die spullen – vooral de metalen – niet gewoon gesteriliseerd worden. Dat moet technisch toch niet zo’n enorme opgave zijn.

Boek

In 1926 werkt Althea Anderson in een ziekenhuis in New York. Het verbijstert haar dat doktoren zo lichtzinnig om gaan met te vroeg geboren baby’s. Elk wezentje -hoe zwak en klein ook- heeft toch recht op leven?

We springen naar 1952 en Stella woont met haar man in een klein plaatsje in Amerika. Haar moeder is een aantal maanden geleden overleden en daar heeft ze het heel moeilijk mee. Ze mist haar moeder bij alles wat ze doet en zou zo graag nog eens met haar van gedachten wisselen.

Nu moet dan toch haar moeders appartement worden leeggeruimd. Kan ze dat wel of laat ze dat door vreemden doen? Wat moet ze toch met al die spullen?

En dan nog de moeilijkheden op haar werk. de onwil van de schoolleiding om haar gehandicapte kinderen te voorzien van goed onderwijsmateriaal. Ze stelt een ultimatum en dan moet ze wel ontslag nemen. Het lijkt wel of alles tegenwerkt. Zelfs haar man wil niet praten over wat hem vaak zo beangstigd.

Ook dat ontruimen van haar moeders appartement blijft als een loden last op haar schouders. Maar plotseling besluit ze om toch zelf op te ruimen.

Tussen de vertrouwde spullen ontdekt ze een geheim. Een ver en onbekend familielid? Een facet van haar moeders leven? Ontdekt ze een totaal onbekende kant van haar moeder?

Langzaamaan wordt de rode lijn in het verhaal zichtbaar en blijken impulsief genomen besluiten te leiden tot onverwachte ontknopingen en vergaande verwikkelingen.

Een fijn boek, goed geschreven.

Gezond?

In de hal van het ziekenhuis zie ik een grote automaat, gevuld met lekkers en drankjes. Dat is niet onlogisch, want nu is er geen mogelijkheid is om iets te drinken of eten te halen. Zo’n automaat is geen overbodige luxe.

Maar wat zou ik het dan prettig vinden als er wat meer keus zou zijn. Niet tussen frisdrank, frisdrank en andere frisdrank. Maar tussen melk, yoghurt of frisdrank.

Net als met iets te eten. Niet alleen maar zoete of vette dingen. Maar ook de mogelijkheid om fruit te kunnen nemen.

Want we kunnen natuurlijk blijven roepen, dat we gezond moeten eten. Maar als er overal alleen maar keus is uit “niet al te gezonde” zaken, dan schiet het ook niet echt op.

Menselijke maat

menselijke-maatGisteren moest ik in het Erasmus Medisch Centrum zijn voor controle bij de radiologe. Gelukkig was alles goed en kan ik weer een jaartje vooruit… Over de zorg heb ik werkelijk niks te klagen, maar toen ik er zo liep, voelde ik me een beetje verloren. Ondanks dat Leo bij me was. Alles is er groot, nieuw en netjes verzorgd. Hier en daar staan grote plantenbakken. Maar als mens verdrink je in die enorme ruimten, waar alles digitaal geworden is. Ja, ik weet het, dat is al in meerdere ziekenhuizen het geval. Maar de patiënten zijn vaak nerveus, gestresst, niet op hun gemak. Er zitten her en der nog wel wat dames. Die verwijzen je alleen maar naar het scherm naast de deur. Daar moet je je kaart scannen. En zo’n kil scherm is efficiënt, maar rustig word ik er niet van.
In de wachtruimten staan stoelen, banken, tafels en er is iets te lezen en er valt voldoende licht door de grote ramen. Maar ook daar ervaar ik de kilte. Ik mis een assistente, het gerammel van een typemachine of toetsenbord, rinkelen van kopjes. Ik mis de menselijke maat… Nog even en dan is er bijna geen mens meer te vinden in zulke ruimten. Word alles overgenomen door robots. En daar heb ik geen fijn gevoel bij!

Je zult maar…

Je zult maar ziek zijn en wonen in de Noordoostpolder. Je moet naar het ziekenhuis. Maar dat ziekenhuis is failliet en op stel en sprong gesloten. Waar moet je dan heen?
De media zaten er vorige week natuurlijk bovenop. Kan er geen hulp van de overheid komen? Hoe moet het nu verder? Ze gingen natuurlijk bij de verantwoordelijke minister te rade.
Minister-BruinsEn wat zegt die? Met een zuinig mondje meldt hij dat het natuurlijk heel vervelend is, maar goede zorg blijft gegarandeerd. “Mensen kunnen terecht in de omliggende ziekenhuizen….zoals in Harderwijk, Hoorn of Sneek…. Ja, dat is wel wat verder weg, maar blijft nog binnen de norm van 45 minuten…”
Ik keek met verbijstering en heb me afgevraagd onder welke steen die minister en de regering al die tijd heeft liggen slapen. Gaat die man altijd met de auto, heeft hij nooit eens last van files?
En nog erger, wie geen auto heeft en dus van het openbaar vervoer afhankelijk is, hoe komt die daar dan?  Ik heb het nagekeken, schrik niet:

– Van een willekeurig adres in Tollebeek ( een kleine plaats in de Noordoostpolder) ben je in 8 minuten bij het IJsselmeerziekenhuis in Emmeloord. Elk halfuur gaat er een bus. En als je een aardige buur of kennis hebt, zul je misschien wel gebracht en gehaald kunnen worden. Dat was dus helemaal niet slecht. Maar nu….
– Moet je van hetzelfde adres naar het Westfriesgasthuis in Hoorn, dan ben je minimaal 2,46 uur kwijt en moet je 4x overstappen. De andere mogelijkheid duurt 3,16 uur en dan hoef je slechts 3x over te stappen.
– Wil je van Tollebeek naar Sneek, dan duurt de reis 1,35 uur met 2x overstappen, maar dat kan maar één keer per uur.
– En tenslotte duurt de reis met het OV van datzelfde adres in Tollebeek naar Harderwijk 1,38 tot 1,49 uur, waarbij je minimaal 2x moet overstappen.

Heeft die minister zich al gerealiseerd wat dat voor oudere of minder mobiele mensen zal gaan betekenen?

Daniël den Hoed

Kliniek-Daniel-den-HoedDe Daniël den Hoed-kliniek, een begrip in Rotterdam en omstreken. Als je daar heen ging, dan wist je het wel. Je kon rekenen op meelijwekkende blikken, wat benepen geknik. Er liggen voor heel veel mensen hele nare en wrange herinneringen. Ook voor mij. Ik ging er met mijn moeder heen, kwam er toen ook mijn schoonvader tegen. Zelf bracht ik er meer dan dertig keer een bezoek voor bestraling. En toch… na al die jaren zijn het geen spookbeelden die opdoemen als ik er aan denk. Wel herinner ik me de vriendelijkheid, de hulp en begrip van doktoren en verpleegkundigen. De ruimte die je kreeg om je angsten en problemen te bepraten.
Nu gaat de kliniek op 18 mei 2018 definitief dicht. Nog deze week was ik er, waarschijnlijk voor het laatst. Want de behandeling die ik nu weer ga krijgen zal waarschijnlijk later en dus ergens anders gebeuren.
Ook de naam “Daniël den Hoed-kliniek” gaat verdwijnen, want is die inmiddels opgegaan in het Erasmus MC. Dat is bekender in Nederland en het buitenland en genereert dus meer geld. Toch vind ik dat jammer. Want Daniel den Hoed, de pionier in de radiotherapie en Rotterdammer van de eeuw, mag niet vergeten worden.  We zijn hem veel dank verschuldigd. Er mag dus wel een plek komen waar hem eer wordt betuigd.

Knapzak

In 2008 moest ik na de borstkanker operatie ook nog bestraald worden. Dat gebeurde in de Daniël den Hoedkliniek, hier in Rotterdam.
De verzekering voorziet in zo’n geval voor ziekenvervoer, maar Leo en ik besloten op eigen gelegenheid te gaan. We zetten dan de auto bij een halte van de tram die bijna tot voor het ziekenhuis rijdt.
knapzakDe eerste keer had Leo een katoenen tasje bij zich. Ik vond dat vreemd, waar had hij die nou voor nodig? Maar wat bleek? Eenmaal in de tram toverde hij uit die tas van allerlei lekkers. De ene dag was het een krentenbol, dan weer een stukje chocola of een sultana. Ook had hij meestal een pakje chocomel of appelsap bij zich en zeker als het heet was ook nog een flesje water. Elke dag, en dat meer dan 30 keer, was het iets anders. Ik had natuurlijk al snel in de gaten dat die knapzak altijd mee moest. Het werd een beetje een soort van handelsmerk. En zo werd die bestraling weliswaar nog geen feestje, maar wel een heel stuk minder vervelend.
Ook onderweg zagen we nog wel eens wat. Dan lag er een groot schip bij de Erasmusbrug, dan weer waren er allerlei evenementen in aanbouw. En op de terugweg namen we wel eens een ijsje of gingen we nog even de stad in.
Bestraald worden moet ook dit keer weer. Misschien minder vaak, maar toch. Maar die knapzak wordt vast weer van stal gehaald.

Valentijn

Deze schattige kaart kreeg Leo toen hij nog maar een klein Leootje was. Hij lag in het ziekenhuis met buikvliesontsteking, dat was in 1951. En het was natuurlijk helemaal niet er gelegenheid van Valentijnsdag, maar gewoon om hem op te vrolijken. Toch is het wel degelijk een originele Valentijnskaart, kijk maar naar de achterkant.

   

Lief hè?  Zo vind je nog eens wat bij het opruimen.

Het kan verkeren…

 

Oeps, wat een impact heeft zo’n ziekenhuisopname. Ineens word je met je neus op de feiten gedrukt. Krijg je vragen zoals “wilt u gereanimeerd worden?” Wilde ik dat? Daar was ik helemaal niet mee bezig. Ik leefde, had plannen, wilde op vakantie, naar musea, wandelen, weet ik veel wat nog meer.
Maar ja, ze moeten het wel vragen. En als ik eerlijk ben, dan denk ik “dood is dood”. Jammer voor degenen die overblijven, maar zelf weet je het toch niet meer. Toch, tijdens al die ziekenhuisonderzoeken is de grens tussen leven of dood soms flinterdun. En wat is reanimeren? Pfff, daar had ik wel even voor nodig. Want nee zeggen, betekende ook niet geopereerd worden. Want als aan het eind van de operatie je hart niet meteen op gang wil komen? Dan……? Ja,ja, nou daar zit toch wel een beetje meer nuance. Na al die moeite dan het loodje leggen, dat is toch ook wel heel erg wrang. Dus, ja ik wilde uiteindelijk wel gereanimeerd worden. Ach en als je dan onder narcose bent, dan maakt het allemaal niet uit. Je voelt het niet, krijgt het niet mee en of het gebeurd is……….? Ik heb de details niet nagevraagd. Alles was zonder complicaties verlopen en nu gaan we weer in een heel rustig tempo naar betere tijden.

Nu ik weer thuis ben, komen de momenten waarop alles een beetje aan het bezinken is en groeit het wonder. Dat er mensen zijn die je kunnen en willen opereren, dat er ziekenhuizen waar dat allemaal kan, dat er verplegers en verpleegsters zijn die je willen verzorgen. Dat je eigen lijf je in de steek liet, maar toch ook weer niet. Dat je weer trek in eten hebt, dat de meest basale functies het gewoon weer doen.
Dat maakt me blij, maar geeft ook zo nu en dan stomme huilbuien. Maar vooral heel erg veel om heel erg dankbaar te zijn!