De natuur in Wales was voor ons een openbaring. Zo groen, zo rustig, zo weids en met onnoemelijk veel schapen. Die witter zijn dan bij ons, maar dat zal wel door de schone lucht komen. Met kleine, pittoreske dorpjes, stoere huizen en gezellige pubs.
De dorpjes liggen nogal verspreid in het landschap en door de bochtige en smalle wegen kun je niet zo snel van de ene plaats naar de andere gaan. Er is nog stilte, al raast de wind soms langs je oren.
We gingen een dag naar Abergavenny. En ja, die dag zat dat liedje aldoor in mijn oren. Abergavenny is een leuk plaatsje. Er was een rommelmarkt, maar dat is in Groot Brittannië niet ongewoon. We keken er natuurlijk even rond, dronken koffie en gingen naar de kasteelruïne. Het was prachtig weer, dus picknickten we in het gras.
Onze standplaats was Dolgellau, waar we logeerden in een huis uit 1840. Romantisch begroeid met klimop en wingerd. De huiskat kwam regelmatig langs met een vers gevangen muis, zeer tot onsteltenis van de huisbazin.
We reden, via Machynlleth, Aberdovey en verder, langs de kust, naar Llangelinin en via een binnenweg terug naar Dolgellau.
De volgende dag reden we wat verder noordwaarts, naar Porthmadog en langs een riviertje met veel vissende mannen naar Beddgelert. (klik op een foto om te vergroten)
En toen, helaas zaten onze dagen in Wales er al weer op. Maar we komen vast nog wel eens terug. Er zijn al vage plannen… dus wie weet…