Een moestuin hebben, moet heerlijk zijn. Maar om er zelf een te starten zie ik toch niet zitten. Zo’n tuin bij anderen bewonderen, er met plezier over lezen, ja dat dan weer wel.
Zo’n tuin brengt een heleboel werk met zich mee. En dat was in vroeger niet anders. Daarom hadden rijke mensen dan ook een of meerdere tuinmannen, die zorgden voor alles. Van spitten, snoeien tot zaaien en oogsten. Met een flinke kas voor de stekken en zaailingen.
Ik herinner me een serie uitzendingen op de BBC, waarin een Victoriaanse moestuin werd opgezet, onderhouden en waaruit werd gekookt. En niet alleen ik maar ook een columniste van “The New Yorker” vond het uitzonderlijke afleveringen, waarin van januari tot en met december alle stadia van de tuin worden belicht. Die serie is nog te koop bij Amazon.
Destijds heb ik het allemaal met heel veel plezier bekeken. Later kocht ik ook het boek dat naar aanleiding van die serie verscheen. Met mooie foto’s van de tuin natuurlijk, maar ook met foto’s en tekeningen van de keuken waar het allemaal gemaakt werd. Met heerlijke verhalen over hoe “downstairs” zorgde voor de heerlijke gerecht die bij “upstairs” op tafel kwamen.