We hadden in bed liggen kijken naar een spannende aflevering van Frost. Leo had zijn bedlampjeal uitgedaan en sliep bijna. Ik zapte nog even wat rond, maar vond het dan toch ook welletjes.
Net toen ik ook mijn lampje wilde uitdoen, hoorde ik beneden de deur opengaan. Mijn hemel, wie kon dat nou zijn? Ik maakte Leo wakker, die meteen zijn bed uitsprong. Ik pakte het eerst voorhanden, een halfleeg waterflesje. Want helemaal ongewapend wilde ik het gevaar niet tegemoet treden. Boven aan de trap luisterden we beiden gespannen. Ja, we hoorden gestommel, voetstappen… Opeens riep Leo luid “Boeehoeeeee”. Stilte, angstwekkende stilte nu.
Weer terug naar bed? Geen sprake van, we wilden weten wat er aan de hand was. Stommelend liepen we de trap af.
Beneden was alles in orde. De buitendeur stevig op slot, nergens een ziel te bekennen. Alleen was door de storm de tussendeur losgeraakt. Bij elke windvlaag klapperde die. Dat had ik dus gehoord.
Ineens zagen we het idiote van de situatie in. Hiklachend liepen we de trap weer op, klaarwakker nu. “Boeeheeee” deed ik Leo na.
Jaja, tegen zo’n afschrikwekkend geluid zijn de zenuwen van inbrekers vast niet bestand. Veilig idee toch?