Sommige boeken trekken je meteen in het verhaal. Bij Het lied van de Mistral ging het een beetje moeizaam. Waar dat aan ligt. Ik weet het niet. Er lopen wel vaker verschillende lijnen door elkaar in een verhaal.
De ik-figuur woont met zijn vrouw Blanche in een klein vlekje in de Provence. Ze hebben weliswaar goed contact met de buren, maar komen er niet regelmatig over de vloer.
Tijdens een noodweer stort een deel van een muur in op het terrein van de buurman. In de stromende regen komt hij de verteller halen. Waarom? Dat is het begin van een vreemde ontwikkeling.
Buurman denkt dat er een bron is en begint met graven en de schrijver helpt mee. Enigszins tegen wil en dank, maar steeds enthousiaster. Ze ontdekken inderdaad een waterbron. En water is meer dan goud in het droge gebied.
Was die bron er altijd al? Het lijkt er niet op. Maar uit welke tijd is ie dan wel? En moeten ze het melden bij de autoriteiten? Want er worden ook oude voorwerpen gevonden. Hebben die archeologische waarde? En dat water, kun je dat drinken of zou het alleen geschikt zijn voor bewatering van de kersenboomgaard? zoveel vragen zonder duidelijk antwoord.
Het wordt steeds geheimzinniger, vreemder en soms lijken sagen, legenden en koortsdromen door elkaar te lopen. Totdat een natuurramp leidt tot een onoverkomelijk einde.
Ik vond wel een mooi, maar wat bevreemdend boek, met bespiegelingen over de natuur van de streek en diverse facetten van de geschiedenis.