Als ik in de trein stap, is het al druk. Geen zitplaats meer, dat is pech. Rondom mij zitten jonge mensen druk op hun smartphone te kijken. Die hebben geen oog voor de staande mens. Verder is de trein bevolkt met ouderen, die net als ik, met hun voordeeluren-abonnement op stap zijn.
Dan ontdek ik één stoel, die nog onbezet lijkt. Ik loop er naar toe en zie dat er een jongetje van zo’n jaar of zeven zit, met zijn moeder naast hem. Ik vraag of ik daar zou mogen zitten. Verbaasd kijkt moeder me aan. “En hij dan, moet hij dan staan? Zo zielig, gaat ie één keer met de trein en moet ie staan”. “Maar u begrijpt toch wel dat hij wat jongere benen heeft dan ik?” “Gaat u dan maar op mijn plek zitten”. En tot mijn verbazing staat zijzelf voor mij op.
Ik vertel haar dat ik natuurlijk van een andere generatie ben en als kind geleerd heb voor ouderen op te staan. Er was geen enkele discussie over mogelijk, dat moest. Punt uit! En ook mijn kinderen leerde ik dat.
Langzaamaan zie ik op het gezicht van de vrouw toch wel iets van begrip ontstaan. Het kind kijkt de gehele tijd demonstratief naar buiten. Dan stappen bij het volgende station wat mensen uit en ik ga op een vrijgekomen plaats zitten. “Zo, u kunt weer naast uw zoontje zitten. U blij, ik blij.”
Ik vraag me af hoe dit kind verder wordt opgevoed? Hoe leert hij omgaan en rekening met anderen te houden? Hoe kijkt hij naar zijn medemens en hoe krijgt hij in hemelsnaam een beetje begrip en gevoel voor andere mensen?
Of ben ik nou zo ouderwets en bekrompen?