Kampeertypes zijn wij beslist niet. Voor ons geen tentje of caravan. Een huisje, dat kan wel. Vroeger was primitief niet zo’n probleem, tegenwoordig willen we toch wel wat comfort.
Maar meestal gaan we in een hotel, wanneer we op vakantie gaan. En dan krijg je in de loop van de jaren heel wat ervaring. Want er is zo verschrikkelijk veel verschil in hotels.
Je hebt de grote, onpersoonlijke keten-hotels met kamers die er overal bijna hetzelfde uitzien. We kozen ook wel kleine particuliere hotelletjes, met gezellige kamers. Klein of groot, daar is geen staat op te maken. We sliepen in leuke kasteeltjes, waar de handdoeken viezig en gescheurd waren. We lagen al eens in een hemelbed, met roze rozen op de gordijnen.
Kamers met enorme bedden, met fraaie stoelen of een formidabel uitzicht. Hotelletjes met net genoeg ruimte om langs het bed te laveren. Badkamers met gammele wc-potten. In China zelfs een hurktoilet, dat tevens als douche gebruikt werd. Kasten te klein, of juist immens groot, te hoog om je kleding op te hangen, zonder planken, met te weinig of juist heel veel hangertjes.
Wat zou het leuk geweest zijn als we van alle kamers nog een fotootje hadden. Jammer, maar daar hebben we niet aan gedacht. Dus kunnen we ook niet meer tellen in hoeveel verschillende hotels we sliepen. Maar het waren er in de loop van de jaren beslist meer dan honderd.