Vroeger kocht mijn moeder wel eens een mandje met kersen. Heerlijk, samen zaten we dan te smullen. Eerst de tweelingkersen uitzoeken en als oorbellen over je oren hangen. En dan zo’n zalig zoete kers in je mond steken, doorbijten, de pit net zo lang in je mond houden totdat ie helemaal glad en zonder vruchtvlees was.
Onze kinderen vonden kersen ook lekker. Oudste heeft eens een heel schaaltje met pit en al opgegeten. Dat schijnt niet zo goed te zijn. Desondanks is ie mooi groot gegroeid 😉
Vorige week las ik dat er bijna geen hoogstam kersenbomen meer zijn. En dat het beroep van kersenplukker daarmee dreigt uit te sterven. Op de foto staat een van de laatste kersenplukkers met een bak dikke, grote en donkerrode kersen.
Die zelfde soort kersen herkende ik op het taartje dat François Perret (de beste patissier ter wereld) voor zijn moeder bakte. Ook daarop dikke donkerrode kersen. Je zou denken nog met pit, maar binnenin zit een vulling (room, witte ganache… wie zal het zeggen?).
Wat zou ik zo’n taartje graag kunnen bakken. Maar dat is te hoog gegrepen voor deze thuisbakster.
Maar binnenkort wil ik toch eens een keer een kersenslof bakken. Dat zal beslist ook heel lekker zijn.