Er zijn jeugdherinneringen die met de regelmaat van de klok terugkomen. Leo en ik kunnen daar vaak over praten. Hoe we als kind dit, of dat, altijd als en nooit, want….
Maar zo’n herinnering dan ook beschrijven is vaak wat moeilijker. Maar soms ontdek je op internet een foto en dan wordt het meteen een stuk simpeler om het verhaal vorm te geven.
Dit is een foto van een piepklein patatzaakje dat vroeger in de Da Costastraat was. Op weg naar oom Cor kwamen we er langs. Het was maar een kwartiertje lopen van ons huis en al op de heenweg verlangde ik hevig naar zo’n gezellig warm zakje patat. En ik wist dus dat ik daarom zou vragen als we terugliepen.
Eigenlijk wist ik al zeker dat ik nul op het rekest zou krijgen. Maar soms… dan gingen mijn ouders overstag. Het leek me het toppunt van heerlijkheid om zo’n zakje dan lopend leeg te eten. Maar dat kon ik echt vergeten. Eten op straat vonden mijn ouders niet netjes.
Dus werd de patat keurig verpakt in vetvrij papier. En kon ik het thuis, netjes aan tafel en uitgespreid op een bordje, opeten. Gek hè, maar de lol was er dan al bijna helemaal af. De patat was koud en smaakte me absoluut niet meer zo lekker.
Tegenwoordig is eten op straat al lang niet meer “not done”. Maar nu is de zak me te groot en dus… zelden dat ik een patatje op straat eet.