Gedicht

Jacques Klöters las dit gedicht een tijd geleden voor. Ik vind het mooi. Ook voor mij hoeft niet alles opwindend, flitsend te zijn. Gewoon is ook al genoeg.

Een stille dag

Ik vind een stille dag niet afgezaagd
en leid het liefst een alledaags bestaan.

Waarom spreekt mij die vredigheid zo aan,
is iets wat ik me vaak heb afgevraagd.

Echt waar: ik vind de ochtend al geslaagd,
als ik een briesje door een boom zie gaan.

Bij elk bewegend blaadje blijf ik staan
en door geritsel word ik uitgedaagd.

Het zijn de vonkjes die het leven kleuren,
het zijn details die haast onopgemerkt
de basis vormen van een groot geheel.

Van kleinigheden die terloops gebeuren,
is de magie nog lang niet uitgewerkt:
voor wie niet veel verwacht is alles veel.

Onno-Sven Tromp (1967)

Klein leven

Laatst las Jacques Klöters dit gedicht voor in De Sandwich. Het is een gedicht van Frank Starik, die de trekker was van het ‘Eenzame uitvaart’-project, dat in verschillende grote steden dichters een gedicht liet schrijven (en voorlezen) bij de begrafenis van mensen zonder nabestaanden. Ieder jaar krijgt een van die gedichten de Ger Fritz-prijs, een prijs voor het beste/mooiste ‘Eenzame uitvaart’-gedicht. F. Starik heeft de prijs postuum toegekend gekregen voor een gedicht dat hij twee dagen voor zijn dood schreef – vanwege de kwaliteit van het gedicht, maar ook als waardering voor zijn jarenlange inspanningen.
(met dank aan Raymond Noë)

Klein leven
Wat als je rijk bent
en het kan je niks schelen.

Wat als je rijk bent
en gewoon in het buurtje blijft wonen
waar niemand weet
wat er bij jou te halen zou wezen.

Klein leven.
Iemand met een bivakmuts,
gerinkel van glas, paniek:
het is je jaar na jaar bespaard gebleven
in dat eenvoudige benedenhuis
terwijl je overal had kunnen leven.

Bron: Google photos / Smithsonian Magzine

Geen overdreven sjieke dingen eten,
geen jacht, geen villa met een hek
om de mogelijkheden die mogelijkheden zijn gebleven,
gewoon, klein leven. Niet ten volle, maar tot het magere einde toe.


Geluk is een afwezigheid, een gebrek
aan een gebrek, de zekerheid van het genoeg.

En tenslotte: niemand om het weg te geven.
Dat kleine, stille leven moe.

F. Starik (1958-2018)