Eigenlijk denk dat je het nergens meer kunt kopen, pruimtabak. Ja, in Indonesië zagen we het nog vaak, ook in Birma. Mensen met brokkelige zwarte tanden van het kauwen van betelblad. Het scheen zelfs een beetje mode te zijn. Ik vond het een vreselijk vies gezicht.
Vroeger kauwde men hier ook op tabak, pruimtabak. Je kon het gewoon kopen bij de tabakswinkel. Mijn moeder hielp bij zo’n winkel in de buurt en soms mocht ik ook achter de toonbank staan en sigaren, sigaretten en dus ook pruimtabak verkopen.
Sommige mensen hadden thuis een kwispedoor, een flinke pot waar de uitgekauwde prut in gespuugd werd. Wij hadden zo’n ding gelukkig niet in huis, al pruimde mijn opa wel.
Dan kwam hij bij zijn wekelijks bezoek op vrijdagavond al kauwend binnen. Ik vond hem niet zo aardig, want hij was vaak onhebbelijk tegen mijn moeder.
En was dan ook blij als hij rond een uur of negen weer naar huis ging. Dan kreeg ik meestal een dubbeltje. Maar soms “verraste” hij me een stopte dan zo’n warme, zachte en natte klets in mijn hand.
Ik word nog kotsmisselijk als ik er aan denk. Nee, ik had geen goede band met mijn opa. Maar een stukje over pruimen op de scheurkalender bracht me op dit blogje.