Boerenleven van James Rebanks vond ik aanvankelijk een beetje stroef lezen. Het duurde even voor ik de draad kon oppakken. Maar daarna las ik het in één ruk uit.
Ik reserveerde het in de periode dat de boerenprotesten hevig waren. Het lijkt inmiddels weer een beetje minder fel, al zagen we in Overijssel nog overal omgekeerde vlaggen.
Het is ook te begrijpen, want veel boeren zitten in een lastig parket. Tegen hun zin, maar meegaand in de maalstroom van de ontwikkelingen, hebben ze hun bedrijven groter gemaakt, meer dieren genomen en andere methoden van landbouw en veeteelt omarmd. Ze deden het vaak tegen beter weten in.
Het boerenleven heeft een revolutionaire ontwikkeling doorgemaakt. Kleine boerenbedrijven konden het hoofd nauwelijks boven water houden. Moesten eigenlijk investeren, maar de daaruit voortvloeiende schuldenlast hing als een “zwaard van Damocles” boven hun hoofd.
Anderen, die wel moderner methodes gingen gebruiken, met grotere akkers, moesten daarvoor ook veel weg saneren. Het landschap werd compleet veranderd. Maar werd het ook beter? Op dit moment is dat maar de vraag.
Rebanks beschrijft hoe het was, hoe het veranderde en hoe het eigenlijk weer zou moeten. Kleinschaliger, zonder of in ieder geval met veel minder kunstmest. Met aandacht voor het landschap, want de heggen, bomen en struiken hadden een doel. Ze beschermden de landerijen, dienden als nestelplek en bieden een schuilplaats aan wild.
Een interessant boek, waar veel over na te denken is. Want niet alles is zwart/wit, al lijkt het er soms in de politiek wel op.