Al ver voordat Dolle Mina werd opgericht, was mijn moeder er een. Ze verloor in 1919 haar jaar moeder. Ze was toen net 11 jaar. Mijn opa wilde zijn zes kinderen bij elkaar houden, maar dat was niet gemakkelijk in die tijd. En daarmee begon een leven van het ene kosthuis naar het andere. Al snel moest mijn moeder mee helpen en geld verdienen, dus school schoot er bij in. En ook een mooie zangcarrière was niet voor haar weggelegd, al zong ze de sterren van de hemel tijdens het ramen zemen en andere huishoudelijk werk.
Mama ging in een “dienstje” en moest van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat sappelen. En het waren niet de leukste karweitjes die ze moest doen. Het was zwaar en ondankbaar werk. Nee, voor haar dochters had mijn moeder een andere loopbaan voor ogen dan die van dienstbode.
Wij moesten onze eigen boterham kunnen verdienen en niet afhankelijk zijn. Coupeuse, dat leek mijn moeder een mooi vak, waar altijd wel geld in te verdienen was. Helaas, mijn zus had daar totaal geen talent voor. Wel kon ze goed leren en daarom ging ze naar de HBS. In 1941 was dat voor een arbeidersdochter geen voor de hand liggende keuze. Rina kon dan ook in haar eigen onderhoud voorzien, toen ze op jonge leeftijd weduwe werd.
Ook ik maakte moeder’s droom van coupeuse niet waar, maar ging naar de MULO en werd secretaresse, onder andere bij Museum Boymans-van Beuningen.
Mijn moeder stond weliswaar niet op de barricaden of beschilderde haar blote buik. Maar een Dolle Mina was ze beslist!!