Hier in Nederland draaien we de kraan open en er komt prima drinkbaar water uit. Een luxe die we maar zelden naar waarde schatten.
Dat was in Rotterdam niet altijd zo, want in januari 1963 kwam er bij ons verschrikkelijk bocht uit de kraan. Zout en vies. Daar kon mijn moeder niet mee koken, thee en koffie zetten werd onmogelijk. Het was een ramp op plaatselijk niveau. Heel Rotterdam moest op een andere manier aan water komen.
Mijn vader werkte destijds bij de Heineken Brouwerij en daar werd water uit een eigen bron getapt (en tot bier gebrouwen). Genereus zette de brouwerij de waterkranen open om de Rotterdamse bevolking van water te voorzien.
Maar ook het waterleidingbedrijf zette tankwagens in en verdeelde op regelmatige tijden overal in de stad zuiver en schoon water. Vrienden en familie in streken met goed drinkwater kwamen langs om jerrycans vol af te leveren. Dat water werd als goud, we deden er erg zuinig mee.
Nog lang had het Rotterdamse water een vreemde bijsmaak, maar gelukkig komt er bij ons nu heerlijk helder water uit de kraan!