Het was koud en ze wilden wel even opwarmen voordat ze de trein terug naar huis namen. Gelukkig was er een bruin kroegje op de hoek van de straat.
Er was nog net één tafeltje vrij, naast de verwarming, beter kon niet. Hij nam een biertje en een jonge borrel ernaast. Daar word je wel warm van. Zij wilde wel een rood wijntje. Het café werd druk bezocht door de lokale bevolking. De vrouw achter de tap begroette telkens nieuwe kennissen. Het geroezemoes vormde een prettig achtergrondgeluid en werd begeleid door het klikken van biljartballen. Toen werden bakjes knabbels rondgebracht. Hmm, gezellig, dacht zij. Maar nee, het bleek alleen voor de stamgasten te zijn. Hun tafeltje bleef leeg en de sfeer verkilde plotseling. Ook hij had het gezien. Kom, we gaan, zei hij, Buiten keken ze elkaar aan. Dat was nou echte Hollandse knieperigheid, zeiden ze eenstemmig.
|