Nu is het heel normaal dat je als vrouw kunt en mág werken, een carrière opbouwen. Maar nog niet zo lang geleden was dat helemaal niet vanzelfsprekend. Waren mannen de werkende klasse en hadden vrouwen maar één recht, het aanrecht. Trouwens, men dacht dat ze veel te teer zouden zijn om die mannenberoepen uit te oefenen. Hun hersens en hun fysieke kracht zouden onvoldoende zijn om dat alles te leren en uit te voeren. Maar als de nood aan de man komt, dan veranderen die mannen hun ideeën maar al te snel. Want wie konden in de oorlog, als zoveel mannen naar het front zijn, nou wapens produceren, vliegtuigen maken, bussen besturen, de economie draaiend houden? Juist ja, die zwakke vrouwtjes (!!) Met opmerkelijke flexibiliteit werden ze omgeturnd tot stevige vrouwen die hun mannetje stonden. Ze kregen zelfs een bijnaam: ze werden een “Rosie, the riveter“. Rosie staat voor al die vrouwen die in fabrieken in Amerika, Engeland en andere landen het werk van de mannen overnamen, zorgden dat de oorlogsmachine kon blijven doordraaien. Ze namen het hele proces over, van ontwerpen tot bouwen, monteren, schroeven en lassen. Zo kon het leven op een min of meer normale manier blijven doorgaan. (Klik op een foto om te vergroten)
In het Bevrijdingsmuseum in Groesbeek is er momenteel een leuke tentoonstelling aan al die Rosies gewijd. Je ziet ze op fraaie reclameposters staan, maar ook zijn er foto’s en films van vrouwen aan het werk.
Dat de vrouwen na de oorlog hun plaats in de werkende maatschappij zouden opgeven, bleek ijdele hoop te zijn. Zoveel vrijheid, niet alleen financieel, lieten de vrouwen zich natuurlijk niet meer afnemen. Konden ze dat wel? Wat dacht je?