Borden

Bron: Google foto’s / Brabants Dagblad

Dit zijn borden die op een bepaald traject in Duitsland lang de autobahn staan.

Ze staan op exact 2,5 kilometer van elkaar. Dertien zijn het er en dat traject is dus 32,5 kilometer lang. En waar dienen die borden dan voor? Dat zijn borden voor zelfrijdende auto’s.

Voorlopig zijn het nog maar weinig en op een speciaal daartoe aangewezen weg. Maar stel je de wegen eens voor als dat gemeengoed wordt. Want er zullen toch nog lange tijd gewoon bestuurbare auto’s blijven rijden. Gek hè, maar ineens komt het woord “chaos” in me op.

Het kan trouwens nog hééél lang duren voor we ons wagentje niet meer hoeven te besturen. Misschien gebeurt het wel nooit. Maar er wordt op dit moment mee geëxperimenteerd, volgens dit artikel.

We kunnen de ontwikkelingen natuurlijk niet tegenhouden. Maar of ik zelf een zelfsturende auto zou willen…?

Knoppen

Voor autorijden draait Leo zijn hand niet om. Hij heeft inmiddels bijna 60 jaar ervaring achter het stuur, is vele malen -qua afstand- de wereld rond gereden en dat in allerlei soorten auto’s. Van grote bestelbus tot een kleine Fiat 500, oftewel een “rugzakje”.

Toch moest hij vorige week even slikken toen hij een vervangende auto leende. Het was een gloednieuwe Nissan Juke en uitgerust met talloze snufjes. Een dashboard met allerlei knoppen, een groot display, piepjes die te pas en te onpas gingen werken.

Het begon al met een sleutel die geen sleutel was. Een zwart en zwaar object, waarmee je de auto kon openen en op slot kon doen en starten natuurlijk. Knopjes met ribbels, zwart op zwart. Niet zo handig dus. Maar geen sleutel en waar laat je zo’n ding dan in de auto? Typisch iets om kwijt te raken….

Geen handrem, maar ook weer een knop ergens op de middenconsole. Sensoren, een achteruitrijcamera, kortom een technisch wonder. Maar wel een waar je tijd voor vrij moest maken om alles te leren bedienen.

Er lag gelukkig een beknopte handleiding in de wagen en Leo kon alles even rustig bekijken. Natuurlijk reed hij uiteindelijk wel weg.

Naast de beknopte handleiding was er ook een “gewone”. Die was dik als een bijbel en zat in een -ook weer- zwarte hoes. Ondanks alle moderniteiten, werd die handleidingshoes afgesloten met een armetierig en slap elastiek. Daar had ík nou wel een moderne en geavanceerde magneetsluiting voor verwacht.

Maar wat was ik blij dat ik zelf niet in deze kar hoefde rijden en we ’s avonds weer in onze eigen vertrouwde auto konden stappen.

Wales

De natuur in Wales was voor ons een openbaring. Zo groen, zo rustig, zo weids en met onnoemelijk veel schapen. Die witter zijn dan bij ons, maar dat zal wel door de schone lucht komen. Met kleine, pittoreske dorpjes, stoere huizen en gezellige pubs.
De dorpjes liggen nogal verspreid in het landschap en door de bochtige en smalle wegen kun je niet zo snel van de ene plaats naar de andere gaan. Er is nog stilte, al raast de wind soms langs je oren.
We gingen een dag naar Abergavenny. En ja, die dag zat dat liedje aldoor in mijn oren. Abergavenny is een leuk plaatsje. Er was een rommelmarkt, maar dat is in Groot Brittannië niet ongewoon. We keken er natuurlijk even rond, dronken koffie en gingen naar de kasteelruïne. Het was prachtig weer, dus picknickten we in het gras.
Onze standplaats was Dolgellau, waar we logeerden in een huis uit 1840. Romantisch begroeid met klimop en wingerd. De huiskat kwam regelmatig langs met een vers gevangen muis, zeer tot onsteltenis van de huisbazin.
We reden, via Machynlleth, Aberdovey en verder, langs de kust, naar Llangelinin en via een binnenweg terug naar Dolgellau.
De volgende dag reden we wat verder noordwaarts, naar Porthmadog en langs een riviertje met veel vissende mannen naar Beddgelert. (klik op een foto om te vergroten)

En toen, helaas zaten onze dagen in Wales er al weer op. Maar we komen vast nog wel eens terug. Er zijn al vage plannen… dus wie weet…

Zuiniger rijden

Jarenlang reed ik auto zonder me te bekommeren om hoe zuinig ik reed. Dat is niet netjes, en zeker niet milieuvriendelijk. Maar ja, dat is autorijden sowieso niet.

Maar nu we al weer een tijdje een nieuwe auto hebben, viel het me ineens op dat bij alle metertjes en tellertjes er ook een was, die aangaf hoeveel kilometer je nog met de tankinhoud toe kan.

Als je zuinig rijdt, dan zie die meter niet teruglopen, maar oplopen. De eerste keer begreep ik er niets van.

En nu ik het wel weet, word ik er weer een beetje zenuwachtig van. Want ik rij weg en dan kan ik nog 300 kilometer ver komen. In de stad zie je dat snel teruglopen naar 298, 295, 290. Hoe meer je moet schakelen, hoe sneller het gaat. En dan ga ik zuinigjes aan doen. Niet te snel optrekken, met een kalm gangetje in z’n 3 door de bocht, rustig terugschakelen, voet van het gas als er een stoplicht in zicht komt, zoveel mogelijk een constante snelheid aanhouden. En ja, dat helpt.
Op de grote weg, bij een redelijke en constante snelheid, wordt het aantal kilometers weer meer.
Al komt er natuurlijk toch een moment dat de meter aangeeft dat er weer getankt moet worden. Want hoe zuinig ik ook probeer te rijden, benzine slurpen doet ie toch.