Leo had op internet info gevonden over het Papierknipmuseum in Westerbork. Het leek hem net iets voor mij en gelijk had hij.
Het museum is niet groot en draait geheel op vrijwilligers. Maar wie van dit soort priegelwerk houdt, is er aan het juiste adres. Wij vonden het absoluut de moeite waard.
In twee zalen worden knipsels van vroeger en nu getoond. We kennen allemaal wel de geknipte silhouetten uit diverse boeken en soms zie je ook wel eens knipsels uit een vervlogen tijd. Toen de mensen geen afleiding van TV, radio of telefoon hadden en hun tijd op een andere manier besteed hebben. Er zitten ware kunstwerken tussen, die niet in een paar verloren uurtjes gemaakt zijn.
Maar ook moderne knipsels kun je er zien en die zijn beslist de moeite waard. Het is niet alleen de handigheid en het gepriegel dat waardering oogst, het is ook de artistieke waarde van sommige kunstwerken.
Alle werken zijn voorzien van de naam van de maker (voor zover bekend) en bij sommige is een uitleg van de kunstenaar zelf.
Er zaten ook wat dames te knippen en toen gevraagd werd of ik ook wat wilde maken, kon ik geen nee zeggen. Ik kreeg wat tips en met een fijn schaartje lukte het me een uil te knippen.
Wij in Nederland zijn niet zo druk bezig met Advent, maar in Duitsland zie je dat veel meer.
Vroeger hadden we voor de kinderen wel zoiets als een Adventskalender, meestal met chocola. Die kun je nu ook hier in vele soorten kopen.
Maar de leukste vind ik toch de zelfgemaakte, met voor iedere dag een kleinigheid. Soms heel eenvoudig, soms heel uitgebreid , heel origineel of prachtig versierd (klik). Vaak ook zo mooi, dat je ze meerdere keren wilt gebruiken.
Natuurlijk springt hier ook de commercie op in. Ik zag al advertenties voor “kalenders” met whisky of andere sterke drank voor een pittige prijs.
En dit zag ik vorige week in een Duitse supermarkt: een hele krat vol met bier. Voor elke dag een andere soort.
Het is wel grappig, maar of dat nou helemaal de bedoeling van Advent is….?
Griemmank schreef al eens over openluchtmuseum De Spitkeet. Het leek ons wel wat en zouden we daar in de buurt zijn, dan gingen we er beslist heen. Dus reden we vorige week vanaf ons hotel in Drenthe naar Harkema.
We boften, want het was heerlijk weer. Eert liepen we door de boomgaard, waar allerlei “ouderwetse” hoogstam fruitbomen staan. Daarna beken we de diverse huisjes en zo konden we zien hoe in de 19e en vroeg 20e eeuw in Friesland, Groningen en Drenthe mensen gewoond hadden. Van plaggenhut tot woningwetwoning konden we bekijken.
Ongelofelijk dat men dat toendertijd voor bewoning toelaatbaar vond. Armoe troef. Wat een verschil met de eisen die men tegenwoordig aan een huis stelt.
In de plaggenhut (een spitkeet) bestond de vloer uit leem, er was geen stromend water, geen toilet. Men sliep in een soort van bedstee en vaak moesten de kinderen op de grond slapen. Een buitenplee, een teiltje om je te wassen, dat was al heel wat.
Allengs zag je hoe het langzaamaan beter werd, al kunnen wij ons nog maar moeilijk voorstellen dat men er tevreden mee kon zijn.
Wij volgden rondwandeling uit de folder van het museum en bekeken aan het eind een film/documentaire over hoe het toen was. Kijk even op de museumsite wanneer er wat te doen is, want gedurende de winter is het museum niet altijd open.
In het museumcafé aten en dronken we nog wat, waarna we weer richting hotel gingen. En we zeiden tegen elkaar “wat hebben we het toch goed”. Want naar die tijd wil niemand toch meer terug…?
Op aanraden van een vriendin las ik “De as van mijn moeder” van Frank McCourt. En het was precies zoals ze me had verteld, hartverscheurend en toch vol van humor.
In de proloog vertelt Frank dat zijn slechte jeugd, maar vooral zijn Ierse en rooms katholieke jeugd hem meer dan genoeg inspiratie gaf.
Frank wordt geboren in Brooklyn, waar hij en zijn ouders een armoedig bestaan hebben. Het gezin bestaat uit vader, moeder, Frank, Malachy en de tweeling Eugene en Olivier. Als hij vier is, keert het gezin terug naar Ierland, waar zijn ouders oorspronkelijk vandaan kwamen. Eén meisje is dan al overleden. In Ierland sterft de tweeling kort na elkaar en worden nog Michael en Alfie geboren.
Er verandert niet veel aan hun leven. Vader is nog steeds een dronkenlap, die zijn kinderen Ierse liedjes laat zingen en dan van ze verlangt om hun leven te geven voor Ierland. Vader houdt er ook principes op na. Sommige dingen, zoals werken, vindt hij beneden zijn waardigheid. Maar dat belet hem niet om regelmatig stomdronken thuis te komen.
Wat als een rode draad door het boek loopt, is de schrijnende armoede, de honger, het gemis van alle noodzakelijke dingen die een leven enigszins dragelijk maken. En de voortdurende schaamte, omdat moeder geen andere uitweg weet dan aan te kloppen bij de armenzorg.
Als hij werk heeft, verzuipt vader telkens weer zijn loon en ook de steun wordt aan drank besteed. Er is nauwelijks eten en vaak moeten de kinderen hongerig naar bed. Geld voor kleding, schoenen, huur, het is er allemaal niet. Moeder is depressief en vaak ten einde raad. Ze wonen in een krot naast een stinkende wc, waar de hele steeg zijn poepemmer in leeg gooit.
Begin jaren 40 komt er een beetje meer welvaart in het dorp als de meeste mannen in Engeland gaan werken. Voor Ierse mannen lijkt het “werken bij de vijand”. Maar geld verzoet de arbeid. Ook Franks vader gaat, maar geld sturen doet hij niet. Alles gaat weer op aan drank.
Het leven van de kinderen bestaat uit schooieren op straat en als ze naar school gaan uit vooral tucht. Want de schoolmeesters hebben een straffe hand van lesgeven.
Ik las het boek stukje bij beetje, want er was voor mij te veel narigheid. Soms liet ik een hoofdstuk even bezinken. Maar ik heb ook vaak moeten lachen om alle dwaze dingen, om hoe liefdadigheid en bedeling werden uitgevoerd, het lesgeven, de voor kinderen onbegrijpelijke uitleg van de roomse rituelen en verhalen en het kattenkwaad wat uitgehaald werd.
Frank McCourt kreeg voor dit boek zeer terecht de Pullitzer Price.
Al weer heel veel jaren geleden waren Leo en ik in Friesland en bezochten we het Planetarium van Eise Eisinga in Franeker. Laatst las ik dat dit onvoorstelbaar ingewikkeld en mooi Planetarium op de Wereld Erfgoedlijst is gezet. En terecht.
Eisinga was wolkammer, net als zijn vader, en bleek een goede zakenman. Maar zijn interesse voor planeten en sterrenkunde brachten hem er toe om in zijn eigen woonhuis een planetarium te bouwen.
Dwars door muren en vloeren maakte hij van hout, spijkers en koperen raderen een inmiddels wereldberoemde kleine versie van ons planetenstelsel.
Ik weet dat ik met grote bewondering alles bekeken heb en me verbaasde hoe in die tijd er al zoveel kennis was. Maar vooral hoe dit allemaal gemaakt was en nauwelijks veranderd. Alles liep nog steeds soepel en gaf nog steeds de juiste tijd aan.
Eisinga had zelfs gedacht aan het jaar 2000, dat weliswaar door 4 deelbaar is, maar toch geen schrikkeljaar. Hij had er dus duidelijk heel veel verstand van. Geen sprake van een “millenium bug”.
Ik denk dat er in de toekomst wel veel toeristen naar Franeker zullen komen. Hopelijk blijft het stadje zijn eigen originaliteit behouden. Maar wie er is, moet een bezoek aan het Planetarium beslist niet overslaan. Dat zou jammer zijn.
Elke maandag zal de week beginnen met muziek. Oude songs, nieuwe wijsjes, van vroeger of net uitgebracht. Met veel aandacht voor allerlei talen, maar ook regelmatig een Nederlands nummer. Van heel vroeger, uit de tijd van de charleston of vroege jazz tot de hitparade van nu.
Elke maandag zal de week beginnen met muziek. Oude songs, nieuwe wijsjes, van vroeger of net uitgebracht. Met veel aandacht voor allerlei talen, maar ook regelmatig een Nederlands nummer. Van heel vroeger, uit de tijd van de charleston of vroege jazz tot de hitparade van nu.
Als het warm is, wil ik dit nog wel eens zingen, want alleen dwazen, honden en Engelse heren gaan in de middagzon wandelen…..?
Typisch English stukje film. John Moffat zingt een lied van Noel Coward: Mad, dogs and Englishmen.
Op Facebook las ik een berichtje over knoopsgaten. Bij mannen zitten die meestal links, maar bij vrouwen rechts. Waarom zou dat zijn?
De verklaring is dat knopen vroeger best kostbaar waren en wie kon die dan betalen? Rijke dames, maar die kleedden zich niet zelf. Daar hadden ze een kleedster voor. En als je niet zelf je knopen dicht wilt/moet doen, dan zitten de knoopgaten op die manier het handigst.
Ik vind knopen trouwens vaak erg lastig, zeker als het kleine knoopjes zijn. Maar ja, vroeger waren de knoopjes natuurlijk ook klein en met kleine lusjes. Dus ja, het zou best wel eens kunnen kloppen.
Het is een weetje, maar erg veel schiet je natuurlijk met die wetenschap niet op.