Ik zou bijna helemaal vergeten dat De Ganzenpas in december een uitje naar Schiedam maakte.
Tussen alle regendagen door liepen wij in een droog Schiedam. Vanuit onze wijk is Schiedam in één ruk te bereiken. En via Google maps had ik een wandeling voorbereid, die zou eindigen bij een pannenkoekenrestaurant. Want al dat wandelen, slenteren, stilstaan en bekijken maakt dat we na een uurtje of zo wel aan een kopje koffie en iets te eten toe zijn.
En we slenterden niet alleen, we maakten ook foto’s. Hieronder een kleine serie van wat ik zoal op mijn mobieltje zette.
In Rotterdam is men tegenwoordig niet zuinig met dure en vooral Engelse termen. Vooral bouwondernemers en makelaars hebben er een handje van.
Een woning die ik als “rijtjeshuis” zou definiëren, wordt meteen een stadsvilla. Een appartement op de bovenste verdieping is natuurlijk een “penthouse” of een “loft”.
Laatst liet ik Leo zo’n project zien. Hij keek er naar en zei meteen: Dat is toch gewoon een zolder…? En ja, daar had hij groot gelijk in. Je mocht het dan een beetje mooi aankleden, het was en bleef een zolderverdieping.
Dat opleuken kan je natuurlijk in de toekomst doen, maar achteraf bekeken heeft het ook wel iets.
Leo sliep thuis op zolder. Maar daarvoor hebben zijn ouders jarenlang inwoning gehad op hun zolderverdieping. Schoonmoeder heeft het me ook laten zien en er dikwijls over verteld. Onder anderen haar zus woonde er een tijd, met man en kind.
Gewoon op de zolder dus, al zou men het nu een loft noemen. Het was een klein kamertje, met een piepklein afgeschoten stukje waar een kinderbedje in kon, een geïmproviseerd keukentje in het kolenhok en stromend (koud) water op de overloop. De wc was beneden en werd door schoonouders en inwoning gedeeld. Een badkamer was er niet. In die tijd van woningnood telde vooral een dak boven je hoofd en moest je enigszins behelpen en inschikken.
Ik weet nog hoe het er uitzag en het kwam op mij over als een beetje benauwend. Maar als loft lijkt het ineens een stuk luxer.
De scheurkalender van vorig jaar ging over “die goeie ouwe tijd”. De tijd zonder mobieltjes, digiD, internet en altijd en overal bereikbaar zijn. Over een tijd waar haast niet leek voor te komen.
Maar dat is natuurlijk onzin, want gestreste mensen zijn van alle tijden. Alleen konden we niet zo snel elkaar bereiken. Hoe ging dat dan toen?
Op 8 februari 2022 las ik dat een platteland huisarts daar wel een oplossing voor gevonden had. In geval van een zieke ging men naar het plaatselijke café en liet zich op de “dokterslijst” zetten. Kwam de arts dan in het dorp aan, haalde hij de lijst in het café op en wist hij zo wie zijn hulp nodig had. Een veearts wist of zijn vrouw gebeld had, wanneer er een vlag buiten aan het café hing. Een kwestie van even bellen en hij wist meteen welke patiënten er waren.
Uiteraard ging de huisarts dan op huisbezoek. Kom daar tegenwoordig nog eens om….
Deze muurschildering zag ik in Rotterdam Delfshaven. Het leek me een mooi en hoopvol begin van dit nieuwe jaar.
Een jaar waarin er weer nieuwe, nog vrijwel lege agenda’s voor me liggen. Opnieuw 365 dagen plus 1 schrikkeldag om in te vullen. Met nieuwe afspraken, leuke reisjes, gezellige ontmoetingen en nog veel meer. Ongetwijfeld ook met uren, dagen, weken die niet leuk of ronduit vervelend zijn.
Ja, agenda’s in het meervoud. Want kon ik vroeger alles gewoon in mijn koppie opslaan, tegenwoordig moet ik het noteren. In mijn telefoon, digitaal natuurlijk (en dan niet vergeten het op te slaan). Maar ook in een gewone ouderwetse papieren agenda, die als back-up dienst doet. In te zien voor ons allebei, met notities over van alles en nog wat. Van het legen van de kliko tot aan afspraken met tandarts of dokter, verjaardagen en zo.
Maar er ligt ook nog een agenda naast mijn laptop. Dat is de agenda die aan het eind van het jaar hopelijk vol staat met onderwerpen waar ik elke dag weer over wil en kan schrijven.
Elke maandag zal de week beginnen met muziek. Oude songs, nieuwe wijsjes, van vroeger of net uitgebracht. Met veel aandacht voor allerlei talen, maar ook regelmatig een Nederlands nummer. Van heel vroeger, uit de tijd van de charleston of vroege jazz tot de hitparade van nu.
Elke maandag zal de week beginnen met muziek. Oude songs, nieuwe wijsjes, van vroeger of net uitgebracht. Met veel aandacht voor allerlei talen, maar ook regelmatig een Nederlands nummer. Van heel vroeger, uit de tijd van de charleston of vroege jazz tot de hitparade van nu.
Of we nou willen of niet, ook dit jaar starten we weer van voren af aan. De klok tikt de seconden, minuten en uren weg. En wij doen weer dagelijks onze dingen.
Daarom op de allereerste dag van het nieuwe jaar dit lied van de vorige jaar overleden Paul van Vliet: Ik ben zo vaak opnieuw begonnen.
Vaak vertelde mijn moeder dat mijn opa zo graag biljartte. En ook mijn oom ging regelmatig met zijn keu naar het café om een partijtje te spelen. Ik vind het wel leuk om het even aan te zien. Maar in cafés zie je nog maar zelden een biljart.
Op TV heb ik wel eens een wedstrijd met die rood en witte ballen gevolgd. Maar eigenlijk meer gehypnotiseerd door het fluisterend commentaar. Biljarten is geen sport voor luidruchtig aanmoedigen.
Op Instagram kwam ik dit filmpje tegen en dat is weer een heel ander kaliber van de biljartsport. Dat lijkt bijna goochelen.
Of is hier een handige Harry aan het fotoshoppen geweest?
Net voor Kerst maakte ik de puzzel die van oud-buurman Peter heb gekregen.
500 stukjes maar toch soms behoorlijk pittig. Wel heel leuk om te doen.
Ongelofelijk wat heeft die Jan van Haasteren een fantasie.
In deze puzzel “de schaakclub” komen zoveel verschillende figuren voor. En ook de kleine grapjes en verborgen situaties zorgen voor een heerlijk ontspannen puzzelen.
Goed opletten, soms op het verkeerde been gezet worden, maar uiteindelijk toch alle stukjes op hun plaats gekregen.
Peter, nog maar een keertje, hartelijk dank. Binnenkort gaat de doos door naar een andere puzzelaar.
In Japan is het heel gebruikelijk om plastic nep gerechten in de etalage van een restaurant te zien. Handig voor wie niet zo goed uit de voeten kan met de taal. Je zoekt tevoren het gerecht uit en op de menukaart wijs je het aan.
Die gerechten zijn vaak heel kunstig gemaakt en bijna niet van echt te onderscheiden.
Laatst zag ik dit bij Donner. Niet als voorbeeld voor een restaurant. Ik moest eerst eens zelf goed kijken wat het precies was.
Het bleken kaarsen te zijn. Prachtig kaarsen, veel te mooi om aan te steken, want dan zijn ze zo niet meer om aan te zien. Maar meer siervoorwerpen, vind ik. Die kunnen wel een tijdje blijven staan te pronken.
En natuurlijk zijn ze veel vriendelijker voor de lijn.