Een beetje bruuske beweging en het dopje van Leo’s oogdruppels valt op de grond, rolt weg. Onder het bed, je zal het altijd zien.
Ik ga op de knieën, maar vind het niet. Opstaan dan maar, al kraakt mijn lijf aan alle kanten. Misschien is het verder gerold, dus aan de andere kant kijken. Ook daar weer door de knieën.
Nee, niks te zien. Het is ook zo donker. Wacht, lamp van telefoon erbij. Opstaan (kraak, kraak), telefoon pakken, lampje aan. Opnieuw zak ik krakend op de grond en ja, daar ligt dat vermaledijde dopje. Net achter een poot van het bed. Daar kan ik zo niet bij. Waarmee kan ik het nou dichterbij halen? Oh ja, er ligt een raamstok in de badkamer.
Maar weer opstaan. Pfft, dat valt niet mee en dat allemaal om één uur ’s nachts en na een lange dag. Stok gepakt en opnieuw proberen. Potverdrie, kan ik er net niet bij. Opstaan, om het bed heen lopen en weer op de grond.
Hèhè, het is gelukt. En voor de laatste maal sta ik krakend op. Inmiddels voel ik de slappe lach opkomen. Twee ouwetjes, midden in de nacht, krakend en steunend. Het moet niet gekker worden.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...