Even na kerst schreef ik over het Museum Bisdom van Vliet in Haastrecht. Wij waren er toen voor de prachtig gedekte tafel, maar namen meteen een wat uitgebreidere kijk in de rest van het huis.
En dat is ook zeer de moeite waard. Want de laatste bewoonster, mevrouw Pauline de Monchy-Bisdom van Vliet was een echte verzamelaar. Niet alleen van porselein en aardewerk, maar het hele huis ademt de sfeer nog van toen met prachtige tapijten, meubels, gordijnen, speeldozen. Te veel om op te noemen, er is zelfs een kamer vol met kostuums en japonnen uit die tijd.
In elke kamer is een vrijwilliger aanwezig die uitleg geeft, soms een speeldoos laat spelen of de klok laat slaan.
Nu is het museum weer geopend: vanaf zaterdag 4 februari 2023 is het op zaterdagen en zondagen te bezichtigen van 11.00 tot 17.00 uur. Vanaf april is het museum ook doordeweeks weer geopend.
Aan het begin van de Hoogstraat in Rotterdam staat dit gebouw, waar nog druk aan verbouwd wordt.
Eigenlijk staat het er al een hele tijd. Begin jaren 50 werd het opgeleverd en zat er V&D in. Ik kan me nog wel de ingang herinneren en de croquetjes die mijn moeder en ik er zo lekker vonden.
V&D breidde uit, er kwamen verdiepingen op, een groot LaPlace restaurant werd weer later er op gezet.
Toen ging V&D failliet en werd het gebouw gekocht door Hudsons Bay, die er flink verbouwde. Na maanden ging de zaak open, maar snel daarna ging ook Hudsons Bay te gronde en stond het gebouw maanden lang leeg.
Nu wordt het dus weer rigoureus verbouwd en binnenkort komt C&A er met een “flagship store”.
We zullen zien hoe het verder gaat. Maar al die verbouwingen, het lijkt mij kapitaalvernietiging.
Thuis dekken we altijd wel de tafel, maar een beetje op een houtje touwtje manier. Behalve met kerst, dan doen we het “op chic”.
Dat lijkt in de verste verte niet op de manier waarop deze tafel is gedekt. Deze rijke tafel stond klaar om de bezoekers te ontvangen tot en met 23 december in het museum Bisdom van Vliet te Haastrecht.
Het huis is een pareltje en de collectie, die mevrouw Pauline Bisdom van Vliet bijeen wist te verzamelen, is een bezoek meer dan waard. Meubels, turfkisten, kachels, porselein, stoelen, tafels, tapijten, alles is er nog te bezichtigen. Het huis ademt de sfeer van de bewoonster, die in 1923 overleed.
Vele vrijwilligers geven uitleg over wat er allemaal staat. Je kunt er vrij rondlopen en kamer voor kamer bekijken. Bij droog weer is het ook heerlijk wandelen in de fraai onderhouden tuin.
Er is parkeergelegenheid in de nabijheid van het museum en een bezoekje aan Haastrecht en omgeving is meer dan de moeite waard.
Wij waren er nog kort voor dat het museum weer voor enkele weken gesloten werd. Maar vanaf zaterdag 4 februari 2023 is het op zaterdagen en zondagen geopend van 11.00 tot 17.00 uur. Vanaf april is het museum ook doordeweeks weer geopend. Binnenkort kom ik hierop dus nog een keer terug.
Wandelend door Bologna kwamen we deze muur tegen, waarin op regelmatige afstanden grote en fraai gevormde haken zaten.
Ik vroeg me af waarvoor die gediend hadden. Later las ik dat deze haken werden gebruikt om de paarden mee vast te zetten. Logisch eigenlijk, een soort van parkeerplaatsen avant la lettre.
Het moet een mooi gezicht zijn geweest, al die paarden. Er zal ook wel mogelijkheid zijn geweest om de dieren te drenken en te voederen. En een druk gepraat door alle mensen die er om heen bezig waren.
Zo iets simpels en toch, als ik mijn ogen dicht doe, kan ik zo’n middeleeuws plaatje zo voor de geest halen. Misschien zelfs de geur wel ruiken… 😉
Ik ben van huis uit wel enigszins gelovig opgevoed, maar religie speelt geen grote rol in mijn leven. En mijn kennis over de Rooms Katholieke riten en gebruiken is marginaal.
De geschiedenis van De Wartburg begint met de enorme gewetensnood waarin Herman Hegger zich bevindt. Als kind wist hij zeker dat hij priester wilde worden. Vader wilde liever nog een werkman in zijn boerenbedrijf. Toch gaat Herman als 12-jarige jongen naar het Seminarie. Maar na een paar jaar gaat hij terug naar huis. Toch pakt hij de studie weer op, op aandringen van zijn moeder.
Als priester in Brazilië beseft hij nogmaals dat hij zijn geloof in de kerk verloren is. Hij keert terug naar Nederland, wordt ziek en ontmoet in het ziekenhuis zijn latere vrouw Willy.
Herman is inmiddels overgegaan tot het Gereformeerde geloof en zet zich in voor de Stichting de Rechte Straat. In Villa De Wartburg vangen zij ex-priesters op, die vaak met gevaar voor eigen leven hun land ontvlucht waren.
Met verve en humor vertelt Loes Hegger (dochter) de geschiedenis van haar jeugd, met de vreemde situaties en steeds wisselende bewoners in huis. Zij zocht diverse ex-priesters op en vroeg hen hoe zij naar hun verblijf in Velp terugkeken.
Het is een boek over mensen, in een periode van hun leven waarin alles op z’n kop werd gezet, alle zekerheden wegvielen. De ene dag waren ze een gerespecteerd priester, de volgende dag werden ze outcasts. Uitgestoten door de maatschappij, stonden ze op straat, zonder geld, zonder bezit. Soms moesten ze vrezen voor verraad, gevangenschap. Vaak moesten ze op stel en sprong hun familie achterlaten, zonder goed afscheid te kunnen nemen.
Ik las het boek in één adem uit. Het bracht me even in een wereld waarvan ik het bestaan niet kende.
Grenzen bestaan tegenwoordig bijna niet meer. Vroeger stond je uren in de rij te wachten tot eerst de Nederlandse en later de Duitse, Belgische of Franse douanebeambte je paspoort had bekeken voordat je verder mocht rijden.
Nu hoor je alleen een piepje van een berichtje op je telefoon. Want helemaal ongezien gaat niemand meer de grens over.
Ik was dan ook hogelijk verbaasd nog diverse malen dit soort grenspalen aan te treffen. Zomaar midden in het land, op een kruising van twee wegen. Geen kantoortje, geen beambte, alleen die grijze paal. Met een jaartal erop,
1843 verwijst naar Het Verdrag van Maastricht, waarin de rijksgrenzen tussen Nederland en België werden vastgesteld. Niet zonder slag of stoot, want er was op diplomatiek niveau nogal om gesteggeld. Uiteindelijk zou het tot 31 oktober 1995 duren voordat alles echt en definitief werd vastgesteld. Ambtelijke molens maalden toen niet zo snel.
Die grenspalen hebben dus een duidelijke geschiedenis. Maar ja, daar kwam ik pas thuis, achter de pc, achter 😉
Afgelopen week bezochten Leo en ik de tentoonstelling “Here we are” in de Kunsthal in Rotterdam. De tentoonstelling belicht de rol van de vrouw in het ontwerpen van allerlei zaken. Van stof tot meubels, lampen. Vaak worden de ontwerpen van vrouwen niet zo duidelijk in de picture gesteld, maar dat blijkt niet terecht.
De invloed van vrouwen op de maatschappelijke ontwikkelingen is juist heel groot en op allerlei vlakken. Dat merk je soms bij het gebruik van sommige producten. Vrouwen hebben vaak een wat andere kijk op de zaak. Praktischer of economischer. Dingen worden soms net wat sierlijker, sfeervoller.
De tentoonstelling beslaat een periode van 120 jaar, van begin 20e eeuw tot nu. Er kwamen bekende ontwerpsters aan bod, maar ook vrouwen die niet zo bekend geworden zijn. Politieke invloeden kon je herkennen, maar ook de invloed van de moderne technieken.
Vrouwen mochten vroeger niet werken en dat maakte hen tot afhankelijke wezens. Ze werden eerst ook een beetje “veroordeeld” tot nuttige handwerken. Maar niet elke vrouw wilde haar brood verdienen met nuttige handwerken, zoals bij “Arbeid Adelt”.
Bij het opschonen van de computer kwam ik een aantal stukjes tegen over de tijd dat ik in het Zeehospitium in Katwijk kuurde. Blijkbaar was ik vergeten dat ik dat allemaal geschreven had, maar ik wil ze zo nu en dan alsnog hier plaatsen.
Prikken
Toen, in 1952, moest je de hele dag in bed blijven. Dan is elk verzetje zeer welkom. En kinderen die al een beetje opknapten, wilden maar al te graag de boel op stelten zetten. Hoewel er voor ons ook heel veel mogelijk werd gemaakt, waren de mogelijkheden natuurlijk beperkt.
Kinderen blijven kinderen, die hun energie kwijt wilden. Dus een onbekend geluid op de gang kon betekenen dat er iets leuks op handen was.
Maar hoorde je het gerammel van de “prikzuster” dan was Leiden in last. Want regelmatig (ik denk elk kwartaal) werd je bloed onderzocht.De naalden waren toen nog niet zo dun en flexibel als nu. Het waren grote, gevaarlijk uitziende spuiten van glas. Ze werden natuurlijk hergebruikt en keer op keer gesteriliseerd.
Ik denk dat heel wat kinderen hier hun leven lang angst voor hebben gehouden.Veel kinderen kropen onder de dekens, begonnen te huilen of te schreeuwen. Maar het hielp geen cent, want geprikt worden moest je toch.
Ik weet niet of ik zo’n kouwe kikker ben of dat mijn karakter nogal neigt naar “wat moet dat moet, niet zeuren”. Die priksessies maakten echt wel indruk en ik vond ze ook niet leuk. Maar een trauma of angst voor naalden of witte jassen heb ik er niet aan overgehouden.
En die zuster of dokter zal aan het eind van de dag wel een diepe zucht gelaten hebben, omdat het er weer opzat voor een tijdje.
Rotterdam is een stad van werken en van bouwen, een stad met altijd opgestroopte mouwen.
Dat wat er vorig jaar was, kan nu totaal veranderd zijn.
De Rijnhaven lag vroeger vol met binnenvaartschepen. Als je er met de metro boven reed, kon je ze zien.
Na een aantal jaren was de Rijnhaven leeg. Geen aak te zien, een wat verlaten en depressief stukje stad. Wel lag er een paviljoen, bestaande uit wat futuristisch uitziende bollen.
Er dreven wat bomen in grote tonnen. Die zijn allemaal al weer verdwenen.
In de C-crisis hadden we in die buurt niks te zoeken. Maar na ruim anderhalf jaar was er wel wat veranderd. Er lag inmiddels een drijvend kantoor, er waren vakantiehuisjes, die op het water dreven.
Vorige week kwamen we er weer en kijk, er lag ineens een soort van pleintje voor het drijvend kantoor. Een openbaar stukje groen, want bereikbaar met loopplanken.
Sommige boeken trekken je meteen in het verhaal. Bij Het lied van de Mistral ging het een beetje moeizaam. Waar dat aan ligt. Ik weet het niet. Er lopen wel vaker verschillende lijnen door elkaar in een verhaal.
De ik-figuur woont met zijn vrouw Blanche in een klein vlekje in de Provence. Ze hebben weliswaar goed contact met de buren, maar komen er niet regelmatig over de vloer.
Tijdens een noodweer stort een deel van een muur in op het terrein van de buurman. In de stromende regen komt hij de verteller halen. Waarom? Dat is het begin van een vreemde ontwikkeling.
Buurman denkt dat er een bron is en begint met graven en de schrijver helpt mee. Enigszins tegen wil en dank, maar steeds enthousiaster. Ze ontdekken inderdaad een waterbron. En water is meer dan goud in het droge gebied.
Was die bron er altijd al? Het lijkt er niet op. Maar uit welke tijd is ie dan wel? En moeten ze het melden bij de autoriteiten? Want er worden ook oude voorwerpen gevonden. Hebben die archeologische waarde? En dat water, kun je dat drinken of zou het alleen geschikt zijn voor bewatering van de kersenboomgaard? zoveel vragen zonder duidelijk antwoord.
Het wordt steeds geheimzinniger, vreemder en soms lijken sagen, legenden en koortsdromen door elkaar te lopen. Totdat een natuurramp leidt tot een onoverkomelijk einde.
Ik vond wel een mooi, maar wat bevreemdend boek, met bespiegelingen over de natuur van de streek en diverse facetten van de geschiedenis.