Ik las een blog over een spookdorp. Geen dorp waar ’s nachts de geesten door de straten spoken, maar zo’n dorp waarvan er steeds meer komen in ons land, maar vast ook in andere landen. Een dorp zonder behoorlijke winkels. Waar je je dagelijkse boodschappen niet meer kunt krijgen. Zo’n dorp waar slechts een afhaalpunt is en vast veel eetgelegenheden. Maar dagelijkse kost met een lantaarntje te zoeken is.
Zelf mag ik niet klagen. Hier zitten twee winkelcentra op loopafstand. Ik kan kiezen uit diverse supermarkten, toko’s en speciaalzaken voor kaas of drank. Voor grote dingen zoals een nieuwe jas of bloes hoef ik niet helemaal naar het centrum. Maar zou ik borduurzijde nodig hebben, dan weet ik niet waar dat te koop is.
Kijk ik naar de nieuwe wijken niet ver van ons vandaan, dan valt me op hoe schamel het winkelaanbod daar is. Uiteraard is er een winkelcentrum met grote ketens en een paar supers. Maar een slager vind je er niet, een echte groenteman is ook moeilijk te vinden. En of je wilt of niet, voor grote boodschappen moet je de auto wel nemen.
Zo langzamerhand is de balans tussen wat we willen en wat we kunnen kopen een beetje zoek. Ik denk dat heel veel mensen verlangen naar de kleine winkels van toen. De bakker, de slager, de kruidenier, de wolwinkel, maar ook een bankfiliaal of postkantoor node missen.
En waar kun je nu nog een paar schroeven kopen, je kleine gereedschap laten repareren? Tegenwoordig zit alles in grootverpakking in plastic en kapot gereedschap… ach je kunt net zo goed nieuw kopen.
Maar ik vind het toch jammer. En beslist geen vooruitgang.
Op ons lijstje om te doen in Londen stond een bezoek aan het Museum of Brands.
Dus zochten we in de OV-app van Londen welke route we moesten hebben. Dat bleek niet al te moeilijk.
Het museum ligt in de wijk Nottinghill, op zich al zeer de moeite waard om doorheen te lopen en te bekijken.
De ruim 15.000 artikelen die het museum bezit, zijn bijeen gebracht door één man, Robert Opie. Hij verzamelde verpakkingen van meer of minder bekende artikelen vanaf de Victoriaanse tijd tot nu.
In de Tunnel of Time begin je met trommeltjes, die je misschien nog vagelijk herinnert van oma’s theetafel, via kranten, tijdschriften, doosjes met lucifers, zeep in steeds vaker herkenbare merken.
Naast verpakkingen is er ook van alles te bekijken aan gebruiks-artikelen, mode en speelgoed. Tweehonderd jaar komt aan je voorbij. Wij vonden het superleuk om zoveel dingen te herkennen.
Op Instagram zag ik een bericht over een verpakking zalm bij Vomar. Op het etiket stond het gewicht: 500 gram. Maar op de weegschaal bleek het veel minder te wegen, en dan zat de verpakking er nog bij ook.
Het deed me denken aan onze slager in de Bilderdijkstraat. Ik was nog klein en moest voor mijn moeder vlees halen. Gewoonlijk sneed de slager altijd iets meer af en vroeg dan: “Mag het iets meer zijn?” En hij verrekende dat natuurlijk navenant.
Eén keer had hij iets te weinig afgesneden en zei hij: “Het is ietsjes minder.” Maar bij het afrekenen merkte ik daar niks van. Ook toen al was ik prijsbewust, dus ik merkte op dat het wel iets minder zou moeten kosten. Tja, dat werd schoorvoetend verrekend. En later kreeg mijn moeder te horen, dat die dochter van haar wel een brutaaltje was.
Dat vond mijn moeder echter niet. Eerlijkheid voor alles, ik had toch niets verkeerds gezegd. De slager raakte wel een klant kwijt. Mijn moeder liep voortaan liever wat verder…..
In de berging bleek dat ik te veel aardappelen had gekocht. Normaal eten wij niet veel aardappelen. Maar nu moesten er dringend wat op.
Voor 2 personen gebruikte ik 500 gram niet te grote aardappelen, die ik goed waste en ongeschild gaar kookte.
De bakplaat bedekte ik met bakpapier. Daarop strooide ik ça. 50 gram fijn geraspte Parmezaanse kaas. De aardappels drukte ik plat met een glas en werden op de kaas gelegd. Peper en zout erover en besprenkelen met wat olijfolie. Dan ça. 25 minuten in een hete oven (200 graden).
Daarna strooide ik nog wat geraspte Hollandse kaas over de aardappelen en liet dat nog even smelten in ongeveer 5 minuten.
Ik verdeelde de schotel in wat nette stukken en gaf er tomatensla en wat hard gekookte eieren bij. Prima zomeravond maaltje.
Duurzaam is het woord van deze tijd. Alles moet duurzaam zijn, van je haarverf tot je schoenzolen.
Maar wanneer is iets duurzaam? Als ik lees dat de oude koelkast het veld moet ruimen voor een nieuwer -uiteraard minder energie verbruikend- exemplaar, denk ik meteen “maar wat gebeurt er met de oude? Die gaat naar de vuilstort. Is dat duurzaam?
Zo las ik ook dat we eigenlijk alle plastic uit de keuken moeten weren. Zou dat kunnen? Ja, maar dan mag van mij melk, yoghurt, karnemelk, vla, slagroom ook niet meer verpakt worden in van die handige plastic weggooipotjes. Moet alles in glas en met statiegeld. Dat dan weer wel teruggebracht, omgespoeld, omgesmolten en opnieuw gemaakt worden. Is dat echt zoveel duurzamer?
Laatst keek ik eens in mijn keukenkast en kwam tot de conclusie dat veel van mijn voorraadbussen al meer dan 50 jaar oud zijn. Van plastic, ja, dat wel. Maar nog steeds handig en onbeschadigd. En al die tijd gewoon en vaak gebruikt…
Ik zie natuurlijk overal prachtige glazen potten, die ik ook wel zou willen hebben. Maar nee, ik hou gewoon mijn plastic Mepal potten, met hun nostalgische kleurtjes. Dat lijkt me toch nog steeds duurzamer.
Dat we minder vlees zouden kunnen eten, is inmiddels wel aan iedereen bekend. Daarvoor werd al eerder de “week zonder vlees” onder de aandacht gebracht.
Bron: Google foto’s
Je hebt natuurlijk helemaal geen vlees nodig om lekker te koken. Maar nu zijn er vleesvervangers onder allerlei namen te koop. Het is gemaakt van plantaardig materiaal, maar lijkt te smaken als vlees en de structuur is ook “vleesachtig”.
Knutselvoer noemt Karin Luiten dat. Ik vind het wel geinig gevonden, maar wat moet ik nou?
Want elke dag zet ik Leo een zelf gekookte maaltijd voor. Soms met vlees, soms vegetarisch. KnutzEls’ voer zou je kunnen zeggen….
Kan ik hem dat nou nog voorzetten? Of moet ik een nieuw pseudoniem zoeken? 😉 😉 😉
Het gebeurt me niet vaak, maar soms wil ik wel eens een klacht indienen bij een bedrijf.
Vroeger stuurde je een brief, maar dat werd allengs lastiger gemaakt want nergens kon je meer een gewoon postadres vinden.
Bellen? Welnee, voortaan gaat alles via het internet. Ja, daar kun je over klagen, maar de nieuwe tijd, net wat u zegt.
Nou had ik vorige week een klacht bij die bekende Grootsuper. Het ging over de prijs van iets, dat volgens de bonusbox 3,04 zou bedragen, maar waar ik uiteindelijk 3,82 voor moest betalen.
Ik wilde een e-mailtje sturen, maar dat lukte niet. De klantenservice was wel te bereiken, maar dan moest ik inloggen. Daarop werd een code naar mijn e-mailadres gestuurd. En daarna ontving ik het verzoek mijn telefoonnummer in te vullen, waarop een SMS-code volgde.
Ben ik erg achterdochtig als ik vermoed dat de trend bij leveranciers is, dat je na zoveel belemmering denkt “Ach, laat ook maar…”
In veel huishoudens is een diepvries te vinden. Handig, om gekochte spullen in te bewaren, als voorraad. Maar ook om te gebruiken als er eens iets overblijft of te veel is klaargemaakt.
Veel recepten zijn gemaakt voor vier personen. En dan wordt het moeilijk om zo’n recept aan te passen voor twee mensen. Ook zijn verpakkingen vaak te groot en blijft er wat over.
Lange tijd verpakte ik een restje in een diepvriesdoos en stapelde ik dat in onze vrieskast. Tegenwoordig gebruik ik van die handige afsluitzakken. Dan worden het platte pakketjes, die gemakkelijk te stapelen zijn.
Maak ik veel in één keer klaar, zoals rijst of (bruine) bonen, dan stop ik twee porties in zo’n zak en stapel de pakketjes op in zo’n zakje dat tegenwoordig bij de groenten ligt. Die zijn groot genoeg.
Briefje erbij wat er in zit en wanneer ik het maakte. Lekker handig.