Belastingaangifte

Gelukkig, ook die klus zit er weer op. Elk jaar hikken we er tegenaan. Je doet het ook niet voor je plezier, belasting betalen. Want dat we ook dit jaar weer moeten bijbetalen, staat wel vast.
Maar als we nou ’s terug zouden krijgen, omdat we zoveel aftrekposten hadden? Was dat dan zoveel beter? Welnee, natuurlijk niet. Gelukkig hebben we geen aftrek voor ziektekosten, zorg voor gehandicapte kinderen, alimentatie of enorme schulden. Van die kant bekeken moeten we gewoon blij zijn. Nou dan!

Chinees Nieuwjaar

Vandaag is het Chinees Nieuwjaar. Dat zal hier en in andere plaatsen met veel Chinezen wel uitbundig en luidruchtig gevierd worden.
Het wordt het jaar van de slang. Slangen hebben een speciale plaats in China. Er wordt heel veel kracht aan toegeschreven. Je kunt er dan ook flessen wijn kopen waaraan een slang is toegevoegd. Of slang eten. Wij hebben ons daaraan niet gewaagd.Maar hopelijk wordt dit jaar een fijn jaar met voorspoed voor iedereen.
 

De pot op!!

Ik werd voor de tweede keer opgeroepen voor het  grote en langlopende Ergo-onderzoek, dat hier in de wijk plaats vindt.
Van alles wordt er onderzocht: hoe je beweegt, hoe je eet, hoe je slaapt, of je nog wel goed kunt co-ordineren, je geheugen wordt getest. Nou ja, van alles wordt onderzocht. Alles uiteraard op vrijwillige basis.
Voor de eerstvolgende afspraak werd gevraagd of ik ook mee wil doen aan een onderzoek naar ontlasting.
Hmmmm….. nou ja, het is voor het goede doel. Dus werd ik opgezadeld met een soort po, die op het toilet past. Daarin moet je …. juist ja, zodat het netjes opgevangen wordt. Daarnaast kreeg ik een keurig pakje, met een flesje waarin een klein lepeltje, waarmee de ….. Ach, je begrijpt het wel. De details laat ik achterwege. Na afloop gaat het deksel op de pot en kan hij zo in de vuilnisbak. Het monstertje stuur je dan op in een speciale plastic envelop. Liever niet op vrijdag of zaterdag, want dan duurt het te lang…….
Alles werd gelukkig wel verpakt in een gezellig tasje met rozen, zodat ik niet pontificaal met een po over straat moest…
Maar goed, een dezer dagen moet ik dus echt …. de pot op!

Domme pech

Al heel lang draag ik met veel plezier contactlenzen. Die moeten elke morgen en avond worden schoongemaakt. Ik gebruik daarvoor speciale lenzenvloeistof en al mijn spulletjes staan thuis bij elkaar in het badkamerkastje.
Maar als je bij iemand logeert, is het soms een beetje behelpen. Dan neem ik alles in een kleiner formaat mee, dus ook de lenzenvloeistof.
Zo’n klein flesje is snel op, maar heeft wel een heel handig formaatje. Voor andere schoonmaakspullen bijvoorbeeld. En dus gebruikt Leo zo’n flesje voor het afwasmiddel waarmee hij zijn 3e tanden schoonmaakt.
 

En dat flesje stond naast mijn lenzendoos en schoonmaakvloeistof.
Afgelopen zaterdag, bij mijn vriendin in Essen, pakte zonder erg een flesje en druppelde ik met een nog slaperig hoofd iets uit dát flesje op mijn lens en zette die in. Allemachtig, wat bijt dat spul. Zo snel als ik kon heb ik de lens weer uit mijn oog gehaald en mijn oog gespoeld of mijn leven er van af hing. Snel naar de EHBO, maar daar was geen oogarts. Gelukkig was de receptioniste zo lief om een dienstdoende oogarts te bellen en te vragen of ik langs kon komen. Maar het bleek nog eenvoudiger. Telefonisch kreeg ik te horen dat ik nog maar een paar keer met schoon water moest spoelen en vervolgens oogzalf in mijn oog doen. De apotheek aan de overzijde van de EHBO had het gelukkig ruim voldoende in voorraad. Het werd een beetje tranendal, daar in Essen. Maar inmiddels gaat het weer goed. De lens ben ik in alle zenuwen kwijtgeraakt. Maar dat geeft niet, ik had hem toch niet meer durven gebruiken. Dat wordt dus een nieuwe bestellen, nadat de ooglens-specialist mijn oog bekeken heeft.

Kwetsbaar

Nooit geweten dat een mens zo kwetsbaar kan zijn. Als je geen controle meer hebt over je been en elke stap kan veranderen in een valpartij, dan loop je daar naar. De eerste dagen hing ik als een drenkeling aan Leo’s arm. In de supermarkt liet ik het karretje niet los en als er iemand wat al te snel voorbij kwam, moet ik gekeken hebben als een haas in doodsnood.
Maar alles went en langzamerhand komt er meer controle over mijn been, lijkt het “slapen” ervan minder te worden en loop ik weer enigszins normaal. Langzamer dat wel, meer oudedamesnelheid, zogezegd.
Het is iedere dag oefenen en vooral bewust bewegen en goed kijken waar ik loop. Maar ja, dat geldt voor iedereen toch wel?
Ik hoop dan ook weer wat regelmatiger te bloggen, want dat vind ik veel te leuk om op te geven.

Spreuk van de week

  Laten we de week beginnen met een spreuk. Grappige gezegden om te (glim)lachen of wijze woorden om te overdenken. Elke maandag vind je er hier een. Ook deze week dus weer:

Je moet doen wat je kunt, niet wat je wilt
(anoniem)

Deze spreuk gaf iemand me vorige week, wetende dat ik zo’n “doe ik zelluf wel-type” ben. Maar nu moet ik eventjes gas terug nemen, dingen uit handen geven.

Uit de lucht

Elke dag een berichtje, had ik me voorgenomen. Maar dat zal me nu toch niet meer lukken. De rugpijn waarover ik laatst schreef, is toch iets hardnekkiger dan ik dacht. Al sinds twee weken heb ik last van een “slapend been”, waarschijnlijk als gevolg van een beknelde of geïrriteerde zenuw. Dat is niet alleen een vervelend gevoel, maar maakt ook dat ik  minder beheersing over mijn linkerbeen heb en inmiddels al een keer of vijf mijn voet verzwikte. Gelukkig nog zonder al te veel consequenties, maar lang achter de computer zitten is niet prettig. Dus moeten die werkzaamheden maar even opgeschoven worden en ben ik niet meer elke dag “in de lucht”.
Vrijdag kan ik weer bij de fysiotherapeut terecht. Hopelijk brengt hij alles weer snel in orde, al moet ik wel wat geduld hebben, is me al voorspeld. We zien wel wat er allemaal te gebeuren staat.

Murphy ging verder

Had ik vorige week al geschreven over Murphy’s wet, waarbij alles helemaal fout loopt. Vorige week ging het nog even door met pech hebben.
Omdat Leo’s tandkroon verloren was, kreeg hij voorlopig een noodkroon en een reeks afspraken voor de komende maanden. Maar al de eerste nacht werd hij wakker met een losse noodkroon in zijn mond. Gelukkig woont onze tandarts om de hoek, dus de volgende dag even terug laten plaatsen. Helaas, ’s nachts weer hetzelfde. Dus moet er gezocht worden naar een andere oplossing. Een heel duur, lang en zeker geen pijnloos traject of de snelle manier van een tand op een plaatje.
Door alle malle capriolen die ik had gemaakt, kreeg ik  last van mijn rug. Dat heb ik al vaker gehad en dan weet ik best dat ik het een beetje rustig aan moet doen. Maar ja, theorie en praktijk…. Woensdagmorgen was de pijn niet meer te negeren en ging ik naar de huisarts. “Spit, mevrouwtje. Rustig aandoen en paracetamol slikken, dan moet het binnen 10 dagen over zijn”. Ik slikte gehoorzaam de tabletten en hoopte dat het snel gepiept zou zijn. Helaas, donderdagmorgen kon ik werkelijk geen kant meer op. Zitten, staan, liggen, lopen, elke beweging gaf een helse pijn. De dokter schreef een recept voor een morfine-achtig tabletje, dus heftig spul. Ook kon ik nog bij de fysiotherapeut terecht, die mijn rug tenminste iets losser kon maken. En ik legde hem uit hoe slecht dit akkefietje me uitkwam. Hij begreep het gelukkig en maakte ook vrijdag nog een afspraak.  Leo had inmiddels al tig keer geroepen dat “het hele feestje wel afgeblazen zou moeten worden”, waarop ik niet al te vriendelijk reageerde en bezwoer dat ik, desnoods leunend op een stok, alles wilde laten doorgaan. Gezellig sfeertje dus 😉
Door de spit had ik niet meer zo’n controle over mijn linkerbeen, zodat ik vaak zwikte. Dus toen ik donderdagavond, met twee flessen bubbelwijn, languit in de hal ten val kwam, kwam ook voor mij het feest op nogal losse schroeven te staan. In ieder geval werd het etentje met de kinderen afgeblazen en lieten we vrijdagavond de buurtchinees bezorgen.
Maar het echte feest ging toch door, al moest ik de regie vrijwel uit handen geven. Weliswaar liep ik moeilijk op “ouwetjes tempo” en stevig aan de arm van Leo. Nu gaat het gelukkig al wat beter, al ziet mijn linker enkel, rechter elleboog en dijbeen bont en blauw.

Oh ja, en wat vond Leo zaterdagmorgen onder de badmat? Zijn kroon, die dus helemaal niet weggespoeld was. Ach ja, als je alles van te voren weet, kom je met een halve Euro de wereld door….

Levertraan

Omdat het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam 150 jaar bestaat, vroeg de Oud-Rotterdammer om herinneringen op te schrijven.
En hoewel ik toen pas drie jaar was, herinner ik me daar nog wel iets van. Met name mijn ervaring met het innemen van levertraan.
Dus stuurde ik mijn stukje in en verwachtte dat het tussen de gewone ingekomen post zou staan. Maar nee, het had de hoofdredeacteur behaagd mijn stuk apart en in zijn geheel te plaatsen, met een illustratie.
Ach, ik ben altijd al een laatbloeier geweest, dus misschien komt mijn schrijverscarrière nu pas echt op gang 😉 Maar natuurlijk ben ik echt wel een beetje trots, dus publiceer ik het stuk hier ook nog eens:

Levertraan
In 1952, ik was toen drie, moest ik worden opgenomen in het Sophia Kinderziekenhuis aan de Gordelweg.
Mijn moeder had al lang gedacht dat ik iets onder de leden had, maar de dokter vond dat ze zich zorgen om niets maakte. “Dit is een tenger poppetje, niet die stevige andere dochter van u”, gaf hij te kennen. Nou was mijn enige zus 18 jaar ouder, en dat is nogal een verschil. Tja, daar stak die magere driejarige schriel tegen af.
Maar toen de huisarts op vakantie was, rook mama haar kans. De vervanger liet me testen. Binnen no-time was er geen twijfel mogelijk. Ik had TBC, nog wel in een beginstadium, maar toch. Van alle commotie hierom herinner ik me niks meer. Wel dat ik onmiddellijk moest rusten. En hoewel ik nog maar klein was, kan ik me die dag wél herinneren. Dolgelukkig was ik, omdat ik met knuffel in mijn bedje mocht gaan liggen.
En om aan te sterken moest ik levertraan slikken. Bah, de lucht alleen al stond me zo tegen. Als mama de fles pakte, begon ik al te kokhalzen. Of ze me nou lief, boos, of quasi zoetsappig behandelde, niets kon me over halen dat smerige spul in te nemen. Daar begreep de huisarts helemaal niets van. Had moeder dan helemaal geen gezag?
Maar de rust thuis bleek niet voldoende, ik moest naar het Kinderziekenhuis aan de Gordelweg. En daar zouden ze wel raad weten met zo’n klein tegendraads mormeltje. De eerste avond meteen na het eten (dat ik natuurlijk had laten staan) stond de zuster opeens voor me. Ik herinner me vaag een groot stijf wit schort over een enorme boezem, een ernstig gezicht en een sonore basstem. “Zo, nu nog even een lepeltje levertraan!” De lepel kwam met vaste hand richting mijn mond. Ik klemde mijn lippen op elkaar en was absoluut niet van plan ook maar een druppel van dat vunzige goedje tot me te nemen. Maar ja, zuster had daarmee wel ervaring. Met haar vrije hand kneep ze hardhandig mijn neus dicht. Al snel kreeg ik het benauwd, moest wel even naar adem happen. Dat was het moment, waarop de zuster had gewacht. Behendig schoof ze de lepel in mijn mond en liet mijn neus los. “En nou meteen doorslikken!”, gebood ze met strenge stem. Met alle boosheid van een opstandige driejarige spoog ik met kracht de levertraan weer uit. Recht in haar gezicht. Spetters vettige troep dropen over haar schort en de ranzige lucht kwam in mijn neus. Ik kokhalsde en walgde van de vettige smaak in mijn mond.
Resoluut draaide zuster zich om. Het was de eerste maar ook de laatste keer dat ik levertraan te slikken kreeg. Al op de eerste dag was ik veroordeeld tot een hopeloos geval. Voortaan kreeg ik vitamine A-D druppels. Die smaakten ook niet lekker, maar dat waren er maar een paar. Niet de moeite om ze uit te spugen. En later, toen ik weer thuis was, maakte moeder het zich gemakkelijk en deed ze op een lepeltje suiker. Dat nam ik zonder tegenstribbelen.
Ik moet aan de Gordelweg op een zaal op de begane grond gelegen hebben. Want elke avond stond voor het raam de schoonvader van mijn zus en zwaaide naar me. Hij kwam op zijn Solex-brommertje en met zijn leren jas aan altijd even kijken hoe zijn oogappeltje het maakte. Het zal wel het hoogtepunt van de dag geweest zijn, want ik geloof niet dat er veel te doen was. Ik was te klein voor school, er was weinig speelgoed en ik denk niet dat ik mijn bedje uit mocht.
Drie maanden later werd ik door mijn moeder opgehaald. Niet om naar huis te gaan, maar om naar het Zeehospitium in Katwijk te worden gebracht. Maar dat is een heel ander verhaal, dat ik al eens hier heb gepubliceerd

Gedoe

Natuurlijk weet ik dat asbest een gevaarlijk goedje is en dat we er zeer voorzichtig mee moeten zijn. Maar ik verbaas me over al het gedoe in Utrecht. Het asbest dat bij de sloop is vrij gekomen, is vorige week vast en zeker over de hele stad verwaait. De mensen moeten hun huizen uit, krijgen de schrik van hun leven. Maar niemand kan er iets duidelijks over zeggen. Straks zullen ze bij elk pijntje of hoestje bang zijn dat het van de asbest komt. Prettig vooruitzicht dus!
Wij hadden vroeger een asbest sudderplaatje op het gasstel liggen. Daar kwamen weleens stukjes af, maar geen mens  die zich daar zorgen over maakte. De kachelruitjes waren afgekit met asbest. Niet alleen bij ons, maar natuurlijk bij tienduizenden andere mensen. En de bloembakken op het balkon van onze flat waren van Eternit. Daar hebben we nog gaten in staan boren, want anders zouden de plantjes niet zo welig tieren….
Soms geloof ik dat we wel erg angstig gemaakt worden.