De Daniël den Hoed-kliniek, een begrip in Rotterdam en omstreken. Als je daar heen ging, dan wist je het wel. Je kon rekenen op meelijwekkende blikken, wat benepen geknik. Er liggen voor heel veel mensen hele nare en wrange herinneringen. Ook voor mij. Ik ging er met mijn moeder heen, kwam er toen ook mijn schoonvader tegen. Zelf bracht ik er meer dan dertig keer een bezoek voor bestraling. En toch… na al die jaren zijn het geen spookbeelden die opdoemen als ik er aan denk. Wel herinner ik me de vriendelijkheid, de hulp en begrip van doktoren en verpleegkundigen. De ruimte die je kreeg om je angsten en problemen te bepraten.
Nu gaat de kliniek op 18 mei 2018 definitief dicht. Nog deze week was ik er, waarschijnlijk voor het laatst. Want de behandeling die ik nu weer ga krijgen zal waarschijnlijk later en dus ergens anders gebeuren.
Ook de naam “Daniël den Hoed-kliniek” gaat verdwijnen, want is die inmiddels opgegaan in het Erasmus MC. Dat is bekender in Nederland en het buitenland en genereert dus meer geld. Toch vind ik dat jammer. Want Daniel den Hoed, de pionier in de radiotherapie en Rotterdammer van de eeuw, mag niet vergeten worden. We zijn hem veel dank verschuldigd. Er mag dus wel een plek komen waar hem eer wordt betuigd.
Category Archives: Gezondheid
Troosteloos
Och, echt voor je plezier ga je meestal niet naar de apotheek. De meeste medicijnen slik je omdat het moet, maar niet voor je plezier.
Maar dan hoeft zo’n apotheek er toch nog niet zo troosteloos uit te zien. Zonder enige sjeu of opschik. Alleen de aanblik zou me depressief maken. Ik ben misschien een beetje nostalgisch typetje, maar kan verlangen naar zo’n mooie uitstalling van grote glazen bruine potten, met Latijnse namen er op. Naar de geur van tijmsiroop en pepermunt. Die hedendaagse medicijnen worden daardoor echt niet lekkerder, maar het oog wil toch ook wat.
Gelukkig is dit niet mijn apotheek. Die is wel iets moderner en klantvriendelijker van aanzien. Maar helaas toch ook niet meer echt gezellig. Nou ja, ik hoef er ook niet elke dag heen…
Mooi alternatief
Veel vrouwen hebben na de diagnose borstkanker hun borst (moeten) laten verwijderen. Je kunt begrijpen dat zoiets een enorme impact heeft. De verwerking van zo’n operatie en de zichtbare gevolgen daarvan zijn niet mis. Het helpt als er een goede prothese voorhanden is. Van een mede-patiënte hoorde ik dat de verzekering een prothese vergoedt (dat is natuurlijk ook logisch). Maar dat blijkt een zware en onaangename prothese te zijn, die ook nog eens duur is. Soms krijgen patiënten van uit het ziekenhuis een alternatief, zachter, prettiger en minder zwaar. Maar die zou dan weer niet door de verzekering vergoed worden, zodat je zelf voor de kosten opdraait.
Er is echter een heel prettig, goedkoop en vriendelijk alternatief: Knitted Knockers.
De gebreide nep-borsten zijn zacht, huidvriendelijk, licht van gewicht en kunnen gewassen worden. Ze worden op maat gebreid of gehaakt, met of zonder tepel. En wat kosten die dan….? Niks, helemaal niks. Ze zijn gratis! Vrijwilligers breien en haken de knitted knockers en rekenen hier niets voor. Alleen de kosten voor het versturen worden doorberekend.
Niet alleen worden nep-borsten gebreid, ook maken de vrijwilligers hart-kussens die de pijn direct na een operatie wat verlichten en maken ze drainzakjes, zodat je niet met zo’n akelig uitziende drain hoeft te sjouwen. En ook worden inmiddels, na suggesties van patiënten, kleine hartkussentjes gemaakt, die om de autogordel kunnen. Want zo’n autogordel kan heel hinderlijk zitten als je net geopereerd bent. En al deze zaken kun je gratis en voor niks krijgen.
Alles begon in Amerika, kijk maar op deze website. Inmiddels zijn er over de hele wereld soortgelijke brei- en haakgroepen. Ik vind het een heel bijzonder initiatief, dat ik dan ook van harte aanbeveel.
Betutteling
In 1954 werd mijn vader (toen 51 jaar) niet lekker op zijn werk. Hij ging op de fiets naar huis, liep de trap op en ging naar bed. De dokter constateerde dat mijn vader een hartinfarct had. Al heette dan toen nog niet zo. Papa moest zes weken volkomen rust houden. Hij mocht zich zo min mogelijk bewegen, het bed mocht niet verschoond worden, hij mocht er niet uit om zich te wassen. Roken in bed vond mijn moeder niet goed, dus stopte hij daar noodgedwongen mee. Na die zes weken stak hij toch weer een sigaretje op, want dat vond mijn moeder veel gezelliger dan een niet rokende man.
Mijn vader had een tenger postuur. Mager noemde mijn moeder dat en zij vond het dan ook geen wonder dat hij ziek was geworden. Alles wat nu ten sterkste wordt afgeraden, kreeg mijn vader in ruime mate. Roomyoghurt, volle melk, brood dik besmeerd met roomboter, volvette kaas. Ging hij kaarten, dan klutste mijn moeder twee eieren, goot er een scheut vieux bij. Goed tegen de kou. Ook lustte mijn vader graag een borreltje. En zeker na zijn pensionering in 1968 dronk hij dagelijks een of twee glaasjes en soms nog wel eens wat meer. In 1988 overleed hij, maar niet aan een hartkwaal en ook niet aan kanker.
Wat is nu de moraal van dit verhaal? Dat we ons eigenlijk niet al te veel moeten aantrekken van alle leefregels die ons regelmatig worden voorgeschreven. En dat al het Calvinistische gedoe in Nederland je heus geen garantie biedt op een lang en gezond leven. In Spanje, waar toch echt meer alcohol gedronken wordt dan in Nederland, worden mensen ouder dan hier.
En denk eens aan mensen als Churchill, Prins Bernhard, Mary Dresselhuys, Conny Stuart, Lia Dorana. Ik ken er nog wel meer die geen lid waren van de Blauwe Knoop en toch allemaal meer dan 90 jaar werden.
Iedereen mag zelf beslissen wat hij of zij eet of drinkt, maar laten we toch ophouden met al die betutteling. L’chaim!!
Opluchting
Ruim op tijd zaten Leo en ik gisteren in de wachtkamer het IJssellandziekenhuis. Gelukkig hoefden we niet lang te wachten tot we naar binnen mochten. En daar kwam de chirurg met een brede grijns op zijn gezicht de kamer in. Goedemorgen mevrouw……. En nog voor hij zat, vertelde hij dat hij een gunstige uitslag kon melden. De weggehaalde tumor was gelukkig niet agressief. Ik krijg dus alleen nog bestralingen en hoef ik verder geen medicijnen te slikken. Er zijn geen woorden om te beschrijven hoe gelukkig ik op dat moment was.
Die bestralingen zijn nog even een dingetje en ik zal daar ook best nog wel last van krijgen, maar dat gaat over na een tijdje. Geen verdere medicijnen betekent vooral geen verdere bijwerkingen en dus geen zorgen meer.
De wereld ziet er ineens weer fleuriger uit!
Mengelmoes
Een beetje bijpraten over afgelopen week. Dinsdags het nucleair onderzoek van de poortwachterklier. Het klinkt buitenaards, dat voelt ook voor mij zo. Raar idee dat er radioactiviteit ingespoten wordt, al is het maar een minimale hoeveelheid. Maar de radiologe was allerliefst, stelde me op mijn gemak (nou ja, voor zover je dat dan kunt zijn) en ik ging met Leo weer rustig huiswaarts.
Woensdag was het vroeg op, zonder koffie, thee of boterham. Nuchter moest ik zijn. Dat de operatie pas ver na de middag ging plaats vinden, deed daar niks aan af. En het leek wel of iedereen ineens over Paasbrunch, chocola en lekkere dingen wilde praten. Gelukkig, tijdens de narcose weet je van niks. En ’s avonds kreeg ik wel te eten. Donderdag kon ik gelukkig weer naar huis. Leo nam het huishouden over en de jongens kwamen. Het werd een gezellige avond.
Dat ik de volgende dag kookte, was een eigen(wijze) beslissing. Op de een of andere manier zou dat toch moeten kunnen, dacht ik. Dat kon ook, al heb ik weleens in een betere stemming gekookt. Maar er werden bloemen gebracht, van de Scrabbleclub, van de wandelclub en ook schoonzus en zwager namen bloemen mee.
Zaterdag dacht ik het verband wel weg te kunnen halen. Heel voorzichtig, stukje voor stukje losweken met baby-olie. Het ging prima. Maar wat een schrik toen ik na het douchen de wond langzaam open zag trekken. Paniek, er is geen ander woord voor. Druipnat stond ik in de badkamer. En ook nu weer redde Leo de zaak, door me voorzichtig af te drogen en te helpen. Maar het voelde beslist niet kosjer, dus gingen we naar de Spoed Eisende Hulp. Ook daar weer vriendelijke en vooral adequate hulp. Het leek allemaal erger dan het was. Dicht- en afgeplakt kon ik terug naar huis, waar ik vooral een beetje op de bank gehangen heb. En mooi de tijd vond om dat dikke e-boek binnen de termijn uit te lezen.
Weer thuis!
Na de eerste confrontatie zit je er tegen aan te hikken. Ondanks alle verzamelde moed, ondanks alle lieve wensen, het blijft een zenuwentijd, de tijd tussen diagnose en operatie.
Gelukkig heeft men daar in het IJssellandziekenhuis begrip voor. Meteen werden afspraken gemaakt met chirurg en mammacare-verpleegkundige. En vorige week vrijdag, tijdens een gezellige lunch met Bettie in Delft ging mijn telefoon. Dinsdag stond een poortwachterklier-locatieonderzoek gepland en woensdag diende ik me om 8 uur ’s morgens nuchter in het ziekenhuis te melden. Geen probleem, we wonen op ongeveer een kwartiertje rijden en kwamen dus ruimschoots op tijd.
Dan begint het lange wachten. Eerst naar de echo voor een locatiebepaling en dan wachten tot je naar de OK gereden wordt. Dat liep een beetje uit, maar daar heb ik alle begrip voor. Van de hele operatie merk je niks, je bent in slaap voordat je ook maar gapen kunt. En dan word je met zachte hand weer wakker gemaakt. Het viel me ook nu weer mee. Nauwelijks pijn, geen misselijkheid. En ’s avonds had men voor mij zelfs al een lekkere maaltijd klaargemaakt. Geen klachten dus.
En toen ik gisteren van de arts hoorde dat ik diezelfde morgen al naar huis mocht, was ik helemaal in de gloria. Manlief gebeld, die me keurig op tijd kwam afhalen. En dan nog een dagje een beetje bijkomen. Onze jongens kwamen, Leo kookte heerlijk. Ik mocht wel een blogje tikken, maar “rustig aan hè!!” En dat deed ik, nog één dagje verplicht vakantie.
Maar vandaag gaan we als vanouds weer verder. Wat er nog meer op mijn pad ligt, dat horen jullie te zijner tijd.
Knapzak
In 2008 moest ik na de borstkanker operatie ook nog bestraald worden. Dat gebeurde in de Daniël den Hoedkliniek, hier in Rotterdam.
De verzekering voorziet in zo’n geval voor ziekenvervoer, maar Leo en ik besloten op eigen gelegenheid te gaan. We zetten dan de auto bij een halte van de tram die bijna tot voor het ziekenhuis rijdt.
De eerste keer had Leo een katoenen tasje bij zich. Ik vond dat vreemd, waar had hij die nou voor nodig? Maar wat bleek? Eenmaal in de tram toverde hij uit die tas van allerlei lekkers. De ene dag was het een krentenbol, dan weer een stukje chocola of een sultana. Ook had hij meestal een pakje chocomel of appelsap bij zich en zeker als het heet was ook nog een flesje water. Elke dag, en dat meer dan 30 keer, was het iets anders. Ik had natuurlijk al snel in de gaten dat die knapzak altijd mee moest. Het werd een beetje een soort van handelsmerk. En zo werd die bestraling weliswaar nog geen feestje, maar wel een heel stuk minder vervelend.
Ook onderweg zagen we nog wel eens wat. Dan lag er een groot schip bij de Erasmusbrug, dan weer waren er allerlei evenementen in aanbouw. En op de terugweg namen we wel eens een ijsje of gingen we nog even de stad in.
Bestraald worden moet ook dit keer weer. Misschien minder vaak, maar toch. Maar die knapzak wordt vast weer van stal gehaald.
Vooruit kijken!!
In deze dagen gaan mijn gedachten vaak terug naar mijn moeder. Zo’n gemakkelijk leven heeft die niet gehad. Jong haar moeder verloren, bittere armoe gekend, de oorlog, mijn vader met zijn manisch depressieve buien en zijn stijfkoppigheid. Toen alles een beetje op de rails leek te komen, kreeg ze mij. Mijn ouders hielden van me, maar echt welkom was ik niet. Mijn zus was al 18 en altijd enig kind geweest. Dan komt er ineens zo’n hummel bij. Als kind begreep ik in onwetendheid niet waarom ze me niet “teruggestuurd” hadden, maar later snapte ik heel goed de angst dat ze me niet groot zou zien worden. Gelukkig, dat kwam allemaal in orde en heeft ze ook kunnen genieten van haar twee kleinkinderen.
In november 1983, ze was toen 75, kreeg ze te horen dat ze borstkanker had. Naar bijna alle onderzoeken en afspraken ging ik met haar mee. Aan mijn vader en zus had ze niet zoveel. Die konden daar niet mee omgaan. Mijn moeder hield zich liever aan mij vast.
De dag dat ze geopereerd werd, gingen we ’s avonds naar haar toe. Ze was nog duf, lag te slapen met haar mond open, geen gebit in, bleek en grauw. “Hij is er af, hè?!” was het enige dat ze toen zei.
De volgende dag kwamen we op bezoek. En wat kan één dag verschil maken. Daar zat mama, gekamde haartjes, rouge op de wangen, gestifte lippen. Ze maakte grapjes, vroeg naar onze kinderen. Ze vrolijkte ons allemaal op. Wat een verschil met de vrouw naast haar, die hetzelfde had ondergaan. Tranen, droefheid, bedrukte gezichten, als er een grauwsluier rond haar bed hing. .
Mama vertelde later dat de vrouw niets anders deed dan huilen. Waarop mijn moeder zei: “Je kunt nog zeven emmers vol huilen, maar je krijgt er echt niks mee terug. Pak jezelf op. Kijk vooruit en probeer er het beste van te maken.” Dat deed ze zelf ook. En dat ga ik dus ook weer doen!
Eigen schuld….
Ziek zijn, beter worden. Dat is op dit moment natuurlijk het allerbelangrijkst.
Ik weet van mezelf dat ik een nogal praktische tante ben. Niet zeuren, niet huilen (nou ja, soms een beetje), maar aanpakken. Doen wat gedaan moet worden. Nou, daar ben ik dan ook druk mee bezig.
Toch is het vaak de buitenwereld die je de zaken ineens van een andere kant laat bekijken. Precies op de dag dat ik hoorde dat ik weer borstkanker heb, las ik een artikel waarin de journaliste de relatie tussen alcohol en die ziekte ter discussie stelde. Alsof je, door te drinken, schuld hebt aan je defecte lijf. Dat je dus beter had moeten weten. Wat een k.tverhaal! Vrouwen opladen met een schuldgevoel! Hou toch op!!
Ik weet het wel: alcohol kan een negatieve invloed hebben. Maar wat niet? Suiker, vet, zonlicht, luchtvervuiling, het kan allemaal bijdragen aan het ontstaan van allerlei enge kwalen, bij mannen en vrouwen. Het is dus niet eerlijk om alleen die alcohol de schuld te geven. Het is doodgewoon helemaal niet realistisch om de schuld bij één ding te gaan zoeken. Een combinatie van factoren heeft er toe geleid en ik vind dan ook de beste omschrijving: “domme pech“.
Want had ik iets kunnen doen aan de genetische kwaliteit van mijn moeder, vader?
Hadden mijn ouders mij ander eten, vooral biologisch en onbespoten, moeten geven?
Had ik kunnen weten dat mollig niet gezond was?
Had ik de eerste ongesteldheid kunnen uitstellen, de overgang kunnen vervroegen?
Had ik toch mijn baby moeten dwingen om borstvoeding te drinken?
Had ik als kind kunnen protesteren tegen veelvuldige onderzoeken met, toen nog bovenmatige, Röntgenstraling? Dan was ik misschien wel als kleuter gestorven aan TBC en had ik inderdaad nooit borstkanker gehad.
Overmatig alcoholgebruik kan beslist niet goed zijn, dat moge duidelijk zijn. Maar moeten we nu voortaan zo gaan leven dat we alleen maar geitenharenwollensokkenmelk drinken en smakeloze sompige schotels tot ons nemen? Geen wijntje, geen biertje, geen glaasje bubbels op Oudejaarsavond? En als je dan toch nog een keertje ernstig ziek wordt? Nee, leven is geven en nemen, zon en schaduw, vreugde en verdriet. En helaas, soms ook ziek zijn en (hopelijk) beter worden.
Dus ik neem gewoon zo nu en dan een glaasje wijn. Proost, L’chaim!