Inschrijven om verder te lezen
Abonneer je om toegang te krijgen tot de rest van dit bericht en andere inhoud voor abonnees.
Abonneer je om toegang te krijgen tot de rest van dit bericht en andere inhoud voor abonnees.
We spreken allemaal wel een woordje Engels. Maar zelfs als je je verdiept hebt in die taal, kom je wel eens voor raadsels te staan.
Dat wat we dagelijks gebruiken mag dan voor ons heel logisch zijn, maar hoe noem je dat dan in het Engels?
Die can-opener was niet zo’n probleem, maar een ladle of een masher? Zie je meteen was er bedoeld wordt of weet je het woord op te lepelen als je zoiets zou willen kopen?
Ja, tegenwoordig is internet en Google geduldig, maar vroeger was het soms een heel gezoek.
Wij kijken graag naar de Duitse televisie en dan met name naar de NDR. Niet alles is natuur even interessant, maar vooral programma’s over de regio bieden vaak heel leuke dingen.
Vorige week keken we naar “Rund um den Michel“, met een aantal onderwerpen speciaal uit Hamburg. En dit keer zagen we onder andere hoe jonge zeilers een heel eigen bedrijf hadden op gezet.
Ze hebben de zeeën en oceanen al bevaren, weten dat het materiaal goed en sterk moet zijn, dat je moet kunnen vertrouwen op je uitrusting. En daarom bouwen ze nu zeilboten. Alles komt aan bod van de boeg tot de schroef, van het zeil tot de touwen.
En touwwerk maken is al lang aan Hamburg verbonden. Wie aan een van de jongens vraagt waar hij werkt, dan zegt hij “Op de Reeperbahn”.
Wie denkt aan kleine kroegen, drinkgelagen en oh-la-la!! heeft het volkomen fout.
Een Reeperbahn is net als de lijnbaan, een bedrijf waar touwen worden gemaakt. Vroeger vooral van vlas of andere vezels, maar tegenwoordig ook van kunststof. Dun of dik, allemaal sterk en vele tientallen of honderden meters lang.
Ineens begrijp ik dat de naam Lijnbaan voor Rotterdam niet zo maar toevallig gekozen is.
Vorige week gingen we naar een optreden van Ernst de Corte, de zoon van Jules. In een zeer onderhoudend programma kwamen veel van de liedjes van Jules de Corte aan bod. Maar hij schreef er ruim 3000, dus allemaal horen was onmogelijk.
In de jaren 60 en 70 was Jules de Corte vaak op radio en TV te horen. Een herkenbare stem, mooie teksten, waarbij Jules zichzelf begeleidde op de piano. Maar vaak ook met arrangementen van anderen.
Jules de Corte overleed in 1996 en zijn teksten raakten een beetje in de vergetelheid. Dat is zonde, want wie er vandaag naar luistert, krijgt het gevoel dat ze nog maar kort geleden geschreven zijn. Ze zijn nog steeds beklemmend actueel, to the point.
Het publiek luisterde, net als wij, ademloos en herkende veel van de liedjes. En natuurlijk werd aan het eind “Ik zou wel eens willen weten…” meegezongen.
Een voorstelling van DeCorte en consorten is nog in meerdere theaters te zien. Je kunt het vinden op de speellijst op de website.
En omdat muziek niet alleen op maandag mag, maar op alle dagen kan, vandaag Jules de Corte met “van goede wille”
Laatst waren we bij Ikea. Eigenlijk zo maar voor de lol, want we hadden niks nodig. Dat je dan toch nog de zaak uitkomt met een tas vol…. tja, dat is wel gek.
Wat hadden we dan gekocht? Nou ja, van allerlei kleine zaken, kaarsen, servetten en oja, een aardappelschilmesje. Niet dat ik het nodig heb, maar er zit een soort van bescherming om het snijgedeelte. En dat vind ik handig als je het wilt meenemen.
Bij het afrekenen komt geen medewerker meer te pas, alles moet gescand en digitaal. Maar toen het op betalen aankwam, stopte alles. Daar was wel een medewerker bij nodig. Heb ik nou altijd de prijs van de steekproefcontrole? Nee hoor, dat mesje was de crux. Als je dat scant, wordt er gecontroleerd of je wel boven de 18 bent.
Nou moet je wel heel kippig zijn als je niet van veraf ziet dat Leo en ik toch echt 18+ zijn. Maar goed, de medewerkster maakte een grapje en ja, we konden betalen en door het hekje.
Twee dagen later lopen Leo en ik op de Oude Binnenweg. Daar zit sinds jaar en dag De Spijkermand. Vroeger kon je daar terecht voor allerlei kleine schroefjes en spijkertjes. Maar dat assortiment voeren ze al lang niet meer. Nu staan in de etalage griezelige messen, met vlijmscherpe punten. Die worden heus niet gekocht om aardappelen mee te schillen. De jongelui voor de etalage waren duidelijk nog onder de 18. Maar ik gok er op dat er wel iemand te vinden is, die zulke messen voor ze kopen wil. Of ze bestellen zo’n mes via internet.
Wie let er dan nog op leeftijd en veiligheid?
Wie op Instagram kijkt, wordt overladen met berichten over bakken met zuurdesem. En ook ik raakte geïnspireerd en probeerde al eerder een starter te maken. Maar echt van de grond kwam het niet. Het is ook wonderlijk, zo’n pot met iets ondefinieerbaars, dat lijkt te leven.
Ik ontdekte Maison Viridi, waar Kirsten Ripke laat zien hoe alles in zijn werk gaat, op haar website, maar ook op YouTube en Instagram. Daar leerde ik hoe ik een starter aan de praat krijg. Alleen maar door regelmatig meel uit mijn voorraadpot en water uit de kraan te vermengen. Uiteindelijk stond er dan na een week een mooie bubbelende starter op mijn aanrecht. Ik kon eindelijk gaan bakken. Wel met veel geduld, want haast heeft zuurdesem niet.
Op zondagmorgen was de starter mooi gegroeid en maakte ik met mijn keukenmachine het deeg voor het brood. Dan moet het enkele uren rusten. Aan het eind van de middag kon ik het brood vormen en in een kom doen. Nou moest het een nacht in de koelkast. En dan, op maandagmorgen, kon ik het brood in de oven schuiven.
En kijk, daar was mijn zuurdesembrood. Mooi bruin, een beetje te zelfs. Het geurde heerlijk, maar moest nog even afkoelen. Spannend moment, doorsnijden en het binnenste keuren. Een mooi gelukt brood, dat heerlijk smaakt. En vraagt naar meer. Nu is het nog een vrij simpel recept, later ga ik me op ingewikkelder recepten storten.
Mijn starter bleef een week lang prima in de koelkast en was daarna snel weer klaar voor een tweede brood. Ook dat lukte goed. Ik heb, geloof ik, de smaak nu echt te pakken.
Je laat je echtgenoot toch niet als een Lidlzak over straat lopen….!
We vieren geen carnaval, dus Leo heeft ook geen carnavals kostuum nodig.
Maar al zou ie dit willen, dan mocht hij het niet aanschaffen.
Maar wie het wel wil trekken, laat je door mij niet tegenhouden.
Abonneer je om toegang te krijgen tot de rest van dit bericht en andere inhoud voor abonnees.
Als kind dacht ik dat alleen in Nederland molens stonden. Maar dat is niet waar, want in Spanje, Griekenland en ook elders kwam ik molens tegen. Soms leken die helemaal niet op de molens in ons land.
Die van ons zijn uniek. Niet ver van ons huis, langs de Rotte staan er vier op een rij. En wie kent niet de molens van Kinderdijk, wereldberoemd toch?
Zo’n molen kan alleen maar draaien als er een molenaar is. Dat is een echt beroep, weet ik van een oud-collega. Daar moet je veel tijd en moeite in steken, veel voor leren. Lange tijd waren daar maar weinig mensen voor te porren, maar nu lijkt het tij gekeerd.
In een bericht van de NOS las ik dat laatst meer dan 125 mensen zich voor het molenaars examen hadden opgegeven en dat 110 daarvan ook geslaagd waren.
Laat het nu maar waaien, dan kunnen we meel voor brood en taart kopen en de polders vakkundig droog houden.
Ze zijn leuk hoor, die ganzen. Maar er lopen er inmiddels wel erg veel in onze buurt. En daar niet alleen, in heel Nederland is er een overschot aan ganzen.
Je zou ze kunnen jagen en het vlees verkopen. Dat zal wel in geringe mate gedaan worden, maar ganzenvlees is niet zo populair als in Duitsland. Daar staat gans met kerst vaak op het menu.
Maar hoe kunnen we nu de ganzenpopulatie op diervriendelijke manier indammen? In Rotterdam doen ze het als volgt.
Aan het begin van het broedseizoen zoeken vrijwilligers naar ganzennesten en halen daar de eieren uit, op één na. Dat ei wordt gemerkt en kan worden uitgebroed. Bij een tweede ronde worden eventueel nieuwe eieren ook weggehaald. Zo krijgt een ganzenpaar maar één kuiken, meer dan genoeg.