Zoals vaker vond ik deze foto op Instagram. Er bestaat een hele groep van mensen die foto’s maken van waslijnen in allerlei vormen.
Het is dan ook een leuk gezicht, wapperende lakens, kleding of in dit geval werkdoekjes.
Ik heb deze zelf ook, doe ze alleen gewoon in de droger, bij de andere was. Ja dan mis je dit leuke plaatje. Want ook ik zou ze zo keurig op kleur ophangen.
Maar gelukkig zijn er altijd foto’s van anderen, die ik dan ook graag gebruik.
Ik vind het eigenlijk best slap van mezelf, maar ik ben best een beetje verslaafd aan Instagram.
Als ik de app geopend heb, ben ik niet meer te stuiten. Foto na foto -of nog erger- filmpje na filmpje laat ik voorbij komen. En als ik dan weer oo de klok kijk is er zo een half uur voorbij.
Heb ik er iets aan? Nee, want er zit heel veel troep tussen. Soms sla ik iets op, een recept, een tip. Maar of ik daar ook wat mee doe? Ik geloof het niet….
En als er dan zo’n filmpje als hieronder voorbij komt, ben ik helemaal weg. Mensen die vallen, uitglijden, stoer doen en onderuitgaan. Ik moet er soms zo om lachen.
Nou ja, ik weet dat ik er gewoon mee moet stoppen. Maar ja, dat mobieltje ligt zo onder handbereik. Toch maar weer eens iets anders onder handen nemen, want dit is te veel van het goed.
Op Facebook kwam ik dit filmpje tegen. Een reclame voor een koel/vriescombi. Niet van nu, maar uit 1963!
En ik vraag me af waarom we dit ontwerp niet meer kunnen kopen. Veel handiger dan die planken op vaste hoogte. Veel simpeler alles te bereiken met die draaibare plateaus. Onderin een lekkere vriesla en ook nog eens een vakje waarin de boter zacht blijft.
Zal wel niet meer te koop zijn, maar misschien wordt het weer in productie genomen.
Blogster Elisabeth lanceerde het idee voor een maandelijkse receptenronde. Dit is mijn bijdrage.
Het recept vond ik op internet bij Lekker tafelen en ik maakte het vorige week. Al tijdens het koken riep mijn man dat het zo lekker rook. Ook de smaak en de structuur was verrassend. En alles in één pan, ook prettig. Bij ons absoluut een bewaarrecept!
Stoofschotel van champignons en witte bonen Voor 4 personen: 500 gram champignons 2 flinke uien 5 teentjes knoflook 350 gram gekookte witte bonen (ik gebruikte een blik) 500 gram aardappel (vastkokend) 2 theelepels gedroogde rozemarijn 1 eetlepel miso 2 eetlepels sojasaus 350 ml groentebouillon 2 eetlepels boter of olie 1 eetlepel maïzena (optioneel) verse peterselie
Snijd de uien in stukjes en hak de knoflook fijn. Heb je hele kleine champignons laat die dan heel grotere snijd je doormidden of in vieren. Schil de aardappelen en snijd ze in stukken iets groter dan de champignons. Was ze en laat ze in het water staan.
Verhit in een grote hapjespan de boter of olie en bak hierin de stukjes ui. Voeg er in 2 gedeeltes de champignons aan toe en laat ze op hoog vuur iets verkleuren. Dit gaat het beste als je niet te veel roert. Voeg de knoflook toe en laat eventjes meebakken. Breng de champignons op smaak met rozemarijn, zout en peper naar smaak, miso en sojasaus en blus af met de warme bouillon. Voeg de aardappels toe en breng alles aan de kook. Doe de deksel op de pan en laat dit ongeveer een half uur zachtjes stoven tot de aardappels bijna gaar zijn. Hoe lang dat dit duurt, hangt af van de soort aardappel en de grootte van de stukken. Gebruik als het nodig is een beetje water om aanbranden te voorkomen. Voeg als laatste de (afgespoelde) witte bonen toe en laat die nog een kwartiertje meestoven zodat de saus enigszins bindt. Vind je de saus te slap bindt die dan bij met een beetje maïzena, opgelost in water, tot de gewenste dikte. Proef en breng eventueel verder op smaak met miso, zoute sojasaus of peper. Roer er net voor het serveren de gehakte peterselie door en schep de stoofschotel van champignons en witte bonen in kommen.
EET SMAKELIJK!
Wie geen miso in huis heeft, kan volgens mij ook wat meer zout, maggi of zoute sojasaus gebruiken.
Als…. Als de hemel valt, krijgen we allemaal een blauw petje. Het is een oud gezegde en mijn ouders zeiden dat te pas en te onpas. Een dooddoener van formaat dus.
Maar nu zou ik het wel weer nieuw leven in willen blazen, want her en der zie en lees ik allerlei waarschuwingen voor als…. als de zeespiegel stijgt, als het klimaat verandert, als de dijken breken, als …..
Tijdens de watersnood in februari 1953 logeerde Leo bij een tante en oom in Vlaardingen, waar ze helemaal niks merkten van wateroverlast.
Thuis in Rotterdam en dus een flink stuk verder oostelijk en verder van de zee, zagen mijn schoonouders het water door de straten zo de Lange Hilleweg op denderen.
Het kan heus geen kwaad om een beetje vooruit te denken, maar we moeten er voor passen om ons te laten opnaaien door angst en voorspellingen die misschien nooit waarheid worden.
Soms denk ik dat we hier in Nederland de weg compleet kwijt zijn. Over de meest simpele dingen wordt een toestand gemaakt alsof de wereld aan zijn eindje is.
Neem nou het weer. Het vroor deze week. Lekker pittig weer, met een beetje zonneschijn. Prima weer om een wandeling te maken. Wie op de fiets moet, heeft beslist wel een muts en handschoenen om zichzelf warm te houden. En wat heerlijk is het dan om binnen te stappen in een behaaglijke warmte.
En voor veel mensen de voorpret van weer op natuurijs te kunnen schaatsen.
Maar op het nieuws niets anders dan codes en berichten om je te beschermen. Ik zag een bericht voorbij komen waarin verteld werd hoe je “niet zou bevriezen”. Nota bene, het was nauwelijks 5 graden onder nul. En ja, met de wind was het best koud.
Maar in 1963, ik zat op de MULO, was er wekenlang veel meer vorst. En ik -en ook medescholieren- had nog nooit van thermokleding, fleecetruien of warmtekussens gehoord, laat staan dat we het gebruikten.
De nieuwsgaring nu loopt van overdreven naar rampzalig. Wanneer beseffen we nu eens dat het weer deel uitmaakt van de natuur en dat we daar weinig tot niks aan kunnen veranderen.
Laten we vooral de prettige kanten van zulk weer benadrukken. Al schaats ik zelf al lang niet meer, ik kan met veel plezier kijken naar de mensen die op het ijs zijn.
En dat ritje combineerden we met nog meer zaken die we te regelen hadden. We namen de tram naar de Frederik Hendriklaan, waar we hongerig uitstapten. We aten een broodje, handelden onze verdere boodschappen af en gingen daarna naar het Fotomuseum.
De tentoonstelling omvat voornamelijk foto’s van mensen, gewone mensen zoals jij en ik. Niet opgedoft of afgestoft, maar in hun dagelijkse omgeving. Mensen die het geluk zoeken en hopen te vinden daar waar ze leven en werken. Ook al is dat niet de ideale plek om te zijn, op hun manier zijn ze er trots op en dat zie je aan de foto’s ook af. Mensen die het beste er van maken, ook al gooien de omstandigheden, de natuur of hun plek in de wereld vaak roet in het eten.
Het waren niet de vrolijkste foto’s, maar ze maakten iets in ons los. En daardoor zagen we de schoonheid en waarde ervan in.
Rob Hornstra gaf ons een blik op een wereld die we niet zo goed kennen, maar ons wel raakte.
In Rotterdam is men tegenwoordig niet zuinig met dure en vooral Engelse termen. Vooral bouwondernemers en makelaars hebben er een handje van.
Een woning die ik als “rijtjeshuis” zou definiëren, wordt meteen een stadsvilla. Een appartement op de bovenste verdieping is natuurlijk een “penthouse” of een “loft”.
Laatst liet ik Leo zo’n project zien. Hij keek er naar en zei meteen: Dat is toch gewoon een zolder…? En ja, daar had hij groot gelijk in. Je mocht het dan een beetje mooi aankleden, het was en bleef een zolderverdieping.
Dat opleuken kan je natuurlijk in de toekomst doen, maar achteraf bekeken heeft het ook wel iets.
Leo sliep thuis op zolder. Maar daarvoor hebben zijn ouders jarenlang inwoning gehad op hun zolderverdieping. Schoonmoeder heeft het me ook laten zien en er dikwijls over verteld. Onder anderen haar zus woonde er een tijd, met man en kind.
Gewoon op de zolder dus, al zou men het nu een loft noemen. Het was een klein kamertje, met een piepklein afgeschoten stukje waar een kinderbedje in kon, een geïmproviseerd keukentje in het kolenhok en stromend (koud) water op de overloop. De wc was beneden en werd door schoonouders en inwoning gedeeld. Een badkamer was er niet. In die tijd van woningnood telde vooral een dak boven je hoofd en moest je enigszins behelpen en inschikken.
Ik weet nog hoe het er uitzag en het kwam op mij over als een beetje benauwend. Maar als loft lijkt het ineens een stuk luxer.
De scheurkalender van vorig jaar ging over “die goeie ouwe tijd”. De tijd zonder mobieltjes, digiD, internet en altijd en overal bereikbaar zijn. Over een tijd waar haast niet leek voor te komen.
Maar dat is natuurlijk onzin, want gestreste mensen zijn van alle tijden. Alleen konden we niet zo snel elkaar bereiken. Hoe ging dat dan toen?
Op 8 februari 2022 las ik dat een platteland huisarts daar wel een oplossing voor gevonden had. In geval van een zieke ging men naar het plaatselijke café en liet zich op de “dokterslijst” zetten. Kwam de arts dan in het dorp aan, haalde hij de lijst in het café op en wist hij zo wie zijn hulp nodig had. Een veearts wist of zijn vrouw gebeld had, wanneer er een vlag buiten aan het café hing. Een kwestie van even bellen en hij wist meteen welke patiënten er waren.
Uiteraard ging de huisarts dan op huisbezoek. Kom daar tegenwoordig nog eens om….