Nu we zo veel minder te doen hebben, teruggeworpen op onszelf, denk ik vaak terug. Aan de verhalen van mijn moeder, uit haar jeugd en hoe het toen was. Nu heb ik spijt dat ik niet veel meer gevraagd heb, want ik weet slechts wat vage herinneringen.
Mijn moeder kwam uit een groot gezin, acht kinderen. De meeste heb ik niet gekend, zij waren al overleden voor ik geboren werd. Van sommigen had ik zelfs nooit gehoord. Dat waren de kinderen die slechts enkele maanden oud waren geworden. Over hun bestaan las ik in het Gemeentearchief van Rotterdam.
Mijn oma stierf in 1919, kort na de 11e verjaardag van mijn moeder. Of mijn moeder de Spaanse griep toen al had gehad of later kreeg, weet ik niet. Haar verhalen daarover waren vaag en kort: het was heftig, ze had het zo benauwd gehad dat ze uit het raam hing om lucht te krijgen.
Wel kan ik nu reconstrueren dat van dat gezin er nog vijf andere kinderen en mijn opa die griep hebben overleefd. En dat in een klein huisje, waar meerdere kinderen op een klein kamertje lagen. Waar geen badkamer was, misschien zelfs geen wc. Waar armoe heerste, zeker na het overlijden van mijn oma. Opa was schoenmaker en verdiende ook nog wat bij als kelner in een groot Rotterdams café. Soms speelden mijn moeder en haar zusje daar onder het biljart, want een oppas was er niet.
Opa ging met zijn gezin in de kost, wat toen der tijd gebruikelijk was. De verhalen die moeder en tante er over vertelden, logen er niet om. Gierige hospita’s, weinig te eten, geen privacy. En al gauw moest moeder gaan werken. Niks verder leren, maar lange dagen trappen en stoepen boenen voor een habbekrats en een schrale boterham.
Wat heb ik hieruit geleerd? Dat wij, in deze moeilijke, maar toch nog luxe tijd, niks te klagen hebben. Dat we voldoende kunnen eten, de gezondheidszorg nu zo vele malen beter is. Ook al hebben velen er wat op aan te merken. Dat klagen niks helpt, maar dat je beter je schouders er onder kunt zetten. Tevreden blijven en de tering naar de nering zetten.
Maar betere tijden komen er beslist. Misschien duurt het langer dan we willen of denken, hopen. Maar hoe dan ook, ook deze tijd gaat eens voorbij.
Er zijn denk ik nooit goede momenten voor dit soort dingen.
Moeilijk, maar toch luxe tijd.
Perfect gezegd!!!
Vooral mijn vader heeft veel verteld maar altijd met een positieve draai. Hij werd alleen woest als hij een korst brood tegenkwam in de vuilnisbak. In de oorlog snakte we er naar, hield hij ons voor.
Zulke familieverhalen zetten je weer even met je benen op de grond. Ik heb ze nooit van mijn oma gehoord, maar ze heeft me ondanks dat wel dingen meegegeven. Genoeg eten in huis, eten weggooien is een zonde. De pest was ook zo’n afgrijselijke ziekte, dan hebben we nog mazzel dat we bij elkaar vandaag kunnen blijven een douche en toilet hebben.
Zo ging dat bij veel mensen, hopeloos en troosteloos.
Goed geschreven, dat mag ook wel eens herinnerd worden!
Ja, die generatie kreeg het voor de kiezen. Mijn ouders vertelden niet veel, maar de flarden, die ik heb opgevangen, vertellen mij, dat ik niet graag met ze had willen ruilen. Mij zul je dan ook niet horen klagen!
Maar een vervelende tijd is het zeker. We hebben inderdaad niets te klagen. Maar er zijn er die nu geen geld meer hebben, niet kunnen hamsteren omdat ze als ZZP-er zijn en niet mogen werken.
Zulke verhalen relativeren de huidige problemen feilloos. Mijn ouders hebben mij enorm veel over hun jeugd verteld, die niet altijd makkelijk was maar niet zo triest als wat jij beschrijft. Daarom praatten ze er makkelijker over, denk ik.
Wat een andere wereld hè. Mooi stuk , Els. En ja ik heb ook al vaak gedacht waarom heb ik mijn ouders niet uitgehoord?