Deze week in het nieuws: Kinderen zonder ontbijt op school. Armoede in Nederland. Ik lees het en meteen moet ik terugdenken aan mijn schooltijd.
Integendeel, eten moest en zou ik. Daar werd je groot van! Ook tussen de middag was er altijd een boterham met kaas of “bussenworst”, een kopje soep of een pannenkoek voor me. En alleen op zaterdag werd er bij ons thuis niet warm gegeten. We hadden niet elke dag vlees en als het er was, waren het zeker geen grote hoeveelheden. Hoe mijn moeder moest sjacheren om rond te komen, bleek maar al te vaak. Dan werd ik met een paar lege melkflessen naar de kruidenier gestuurd. Het statiegeld was dan net voldoende om bij de bakker brood te kopen. Restjes werden niet onverschillig in de vuilnisbak gekieperd, maar opgewarmd. De kapjes van het brood, waar ik nuffig mijn neus voor ophaalde, at mijn moeder op. Korstjes zijn ook brood!
Mijn moeder liep jarenlang in dezelfde rode jas. Dat afdankertje van mijn zus was vele modes achter, maar kon er nog best mee door. Het geld dat ze hiermee bespaarde, werd besteed aan kleren voor mij. Te groot gekocht, zodat ze langer draagbaar waren. Later voorzien van een strookje, want zo ging het nog wel een paar maanden langer mee.
Ik had één grote wens: rolschaatsen. En uiteindelijk kreeg ik die ook. Al moest ik lang wachten, want ze werden gespaard op de bonnetjes van de margarine. En toen ik dacht dat we nu toch wel genoeg bonnetjes geplakt hadden, ontdekte mijn moeder dat je daarvoor ook handdoeken en lakens kon krijgen. “Kind, die hebben we echt nodig, dus die rolschaatsen moeten nog maar even wachten.” Wel smeerde ze de margarine nog maar eens extra dik op mijn boterham, dan spaarden we iets sneller. 🙂 🙂 🙂
Had ik een slechte jeugd? Welnee, ik leerde daardoor dat prioriteiten gesteld moesten worden. Een levensles die later heel wat meer waard was, dan rolschaatsen ooit kunnen kosten.
Bij ons was het goed. Maar mijn ouders waren wel zuinig en zijn dat ook tot hun dood gebleven. Ik was maar alleen, maar kreeg evengoed kleding door van kinderen van mijn moeders vriendinnen. Uitspattingen waren er zeer zeker niet. Mijn moeder werkte ook als verpleegster en mijn vader had een behoorlijke baan, maar ze bleven sober en zuinig!
Ik bestrijd niet dat er armoede is in Nederland maar wat is echt armoede. Er kan heel veel van weinig geld, maar mensen weten niet meer hoe. Het is niet leuk om over iedere euro na te moeten denken terwijl je overal mensen met euro’s ziet smijten. Zelf ben ik sober opgevoed en ik probeer dat door te geven aan de kids om problemen te voorkomen en verwachtingen te temperen.
Geboren in 1949 in een arbeidersgezin van elf kinderen weet ik ook mee te praten over die tijd. Echte armoe was er bij ons niet, mijn vader kweekte naast zijn baan ook nog bollen die geveild werden en we hadden varkens, konijnen, kippen en daarbij ook nog een grote moestuin. Maar welvarend was het ook niet, dus ik weet alles van afdragertjes en een mes wat door het balletje gehakt ging zodat er twee kinderen van konden eten. Maar wat er zeker was in mijn jeugd was warmte, liefde en je geborgen voelen en is dat niet het allerbelangrijkste waarmee je groot kan groeien?
Ik weet alleen niet of zonder ontbijt naar school alleen armoede is, vaak hoor ik ook van nieuwe ouders dat ze er gewoon de tijd niet voor maken, dat vind ik ook erg
Prachtig verhaal dat tot nadenken stemt!