Er wordt we eens beweerd dat bonnetjes en zegels bij de boodschappen echt iets heel Nederlands is. Maar naar mijn gevoel kunnen de Amerikanen er ook aardig mee uit de voeten.
Zo nu en dan zie ik het programma “Extreme couponing” voorbij komen. (Meestal) vrouwen die thuis al maanden of zelfs jaren lang in de weer zijn met het knippen van allerlei bonnen en dan met een grote envelop vol gaan winkelen in een mega-supermarkt. Enorme karren worden volgeladen met grote flessen wasmiddel, enorme hoeveelheden |
wc-papier, shampoo, chips, pastasaus of weet ik wat. Je denkt dat ze compleet failliet moeten gaan, maar nee…. Nadat de laatste boodschap van de band is gehaald, wordt de envelop overhandigd en begint de caissière alle bonnen in te voeren en zie je het bedrag teruglopen. Totdat het eindbedrag bijna op nul staat.
Je zou denken dat de vrouwen niets meer in huis hebben, maar ook dat is niet het geval. Thuis hebben ze namelijk meestal een enorme voorraad in de schuur staan. Een winkel is er niks bij. Maar wat moet je nou toch met 116 potten pindakaas of megadozen chips? Gebruik je dat allemaal zelf of deel je het uit? En hoe hou je dat allemaal goed?
Er worden wel meer dingen die je overal ter wereld ziet als ’typisch Nederlands’ genoemd. Kennelijk zijn er mensen die dat nodig hebben, iets van ons.
De amerikanen zijn van het Extreme Couponing
Ik heb zo’n programma ook eens gezien, maar die mensen deden aan couponing als hobby en brachten alle spullen vervolgens naar de voedselbank. Die waren er erg mee geholpen!