Logica

Zomaar een jongetje in de trein

Zomaar een jongetje in de trein

Hij zit nog maar nauwelijks in de trein, of hij begint al te praten. “Leuk was het he?” vraagt hij. Ik zie hem niet, maar aan z’n stem te horen is hij een jaar of negen, tien. Zo’n hoog stemmetje, waar nog alle verwondering in ligt. De vrouw bij hem kan ik wel zien. Vijfendertig ongeveer, lang donker haar. Zijn moeder, of tante, of … Ik weet het niet. Er is nog iemand bij, een man. Zijn brommerige stem hoor ik ook zo nu en dan.
“Wat vond je het leukst?”, vraagt de vrouw. “Nou, ja, die apen in de dierentuin. Die met die lange staart enne zo’n rooie kont.” “En vanmorgen, vond je het vanmorgen ook leuk, in dat grote museum?” “Mmmm.” Het klinkt niet erg enthousiast. Maar dan vertelt hij dat het daar ook erg leuk was. Met al die vreemde dingen en dat je er met water mocht knoeien. “Oh daar ja”, zegt de vrouw, “dat was in Nemo”. ” Hij knikt, denk ik. “En je hebt er zulke leuke foto’s gemaakt. Weet je nog, vooral die met Arnold. Jij stond er op en Arnold, weet je wel. Mag hem nog eens zien?”Dan klinkt opeens zijn stemmetje weer: “Maar die heb ik lekker gedeliet”. De vrouw schrikt en vraagt vinnig “Waarom?” “Nou, ik had toch al een foto van Arnold, dus dan was die dubbel en ik deliet altijd alle dubbele foto’s”.

“Dat is dom”, zegt de vrouw, “want nou istie weg en ik vond het een hele mooie foto, zo samen met Arnold. Ik vind jou niet meer lief, ik vind jou stom”. Haar toon wordt met de minuut chagrijniger.Het jongetje begrijpt niet waarom het zo verschrikkelijk is, dat hij de foto gewist heeft. En ik ook niet. Wat maakt het uit, dan maakt hij morgen weer een nieuwe foto, met Arnold of met Klaas of weet ik wie. Wat een bespottelijke reden om zo’n kind nou ineens niet meer lief te vinden.Of ik wil of niet, ik moet nu blijven luisteren. Ik kijk regelmatig naar haar en zo nu en dan kijkt ze terug. Ze schuifelt dan wat ongemakkelijk op de treinbank. Zou ze mijn gedachten kunnen raden?
Hij vraagt om een snoepje, maar krijgt een snauwerig “Nee!”. En als hij niet stil blijft zitten, pakt de vrouw hem beet en duwt hem weer terug. Blijkbaar is ze nogal hardhandig, want hij roept “Au, au, niet doen, je doet me pijn”. Gegeneerd houdt de vrouw op. Ze kijkt nog eens naar mij en ik kijk met verbazing terug. Wat een toestand, om een foto. De vrouw praat nu heel nadrukkelijk met de man, over allerlei zaken, maar niet meer tegen het jongetje. Ze negeert hem nu, dat is duidelijk.

Maar dat pikt hij niet. Ineens klinkt zijn stemmetje weer: “Maar ik ga hem weer terugdelieten, hoor!” “Dat kan helemaal niet”, antwoordt de vrouw. “Ja hoor”, zegt hij stellig. “Nee, want als je deliet dan gaat die foto naar het niets”. “Nou”, is dan zijn onverbiddelijke logica: “als ik een foto maak, komt ie uit het niets. Dan deliet je hem, dus stuur je hem terug naar het niets en straks ga ik op de computer opzoeken hoe ie weer uit het niets terug moet komen”. Woedend kijkt ze het kind aan. “Je bent heel stom”, zegt ze.

Maar ik denk: “Wat een geweldige logica”.

2 thoughts on “Logica

  1. Een prachtig en ook ontroerend verhaal! De schrijfstijl lijkt op die van Simon Carmiggelt.

Comments are closed.