Een blogje van Bettie maakte bij mij ook herinneringen los. Nou ja, flarden van herinneringen, want ik was drie jaar toen ik naar Katwijk ging om daar in de frisse zeelucht te genezen van TBC. Veel is dus zeer wazig. Maar dit herinner ik me nog wel.
Mama bracht me we, in een taxi. De rit leek eindeloos te duren en dat zei ik ook. Mijn moeder zei me dat het voor mijn eigen bestwil was. Thuis, waar ik al drie maanden “gekuurd” had, zou ik niet beter worden. De zeelucht en veel buiten zijn, daarvan zou ik opknappen. Van het afscheid weet ik alleen nog dat mijn moeder huilde. Maar nadat ze weg was, voelde ik me al snel thuis in het zeehospitium. en dacht ik er niet eens meer over na dat ik zo ver weg was. Ach kinderen zijn flexibeler dan volwassenen denken.
En er mochten daar dingen die thuis absoluut verboden waren. Zoals een teil zand in je bed, om lekker mee te spelen. Je mocht knippen, kleuren, knutselen. |
|
En er was altijd wel iemand om mee te keten, want we lagen met zes (of acht??) andere kinderen op zaal. We vonden altijd wel iets geks te doen. Goed, je moest je eerst los wurmen, want je zat in bed vastgebonden. Maar had je dat voor elkaar gebracht, dan kon je de grote spinnen pakken en ze de poten uittrekken. Een voor één, die dan op je laken bleven bewegen. Nu onbegrijpelijk, maar we vonden het toen het toppunt van lol.
En natuurlijk probeerde we de verpleegsters uit. Sommige waren niet kwaad te krijgen, maar anderen… En dan verzin je heel gekke dingen.
Naast mij lag Theo. We waren dikke maatjes, al konden we elkaar niet aanraken, zo ver stonden de bedden uit elkaar. Maar samen kattenkwaad beramen, ja dat konden we natuurlijk wel.
Op een avond, het eten stond net klaar op ons nachtkastje, fluisterde hij: “Elsje, Elsje…” “Ja, wat is er?” fluisterde ik terug. “Ik heb helemaal geen honger.” “Nee, ik ook niet!” Dat was niet zo raar, want eten was een terugkerend probleem. Geen trek, niets lusten, onsmakelijke maaltijden. En stuk voor stuk waren we lastige etertjes. In mijn herinnering waren alle kinderen daar dan ook broodmager en naar de trend van die tijd moest je juist een beetje mollig zijn. Dat was pas gezond. Dus graag een beetje doorhappen….en altijd bordje leegeten.
Goed, Theootje had dus geen trek. Hij trok een vies gezicht. “Ik geloof dat ik er een beetje misselijk van wordt. Dan moet ik zo meteen spugen” fluisterde hij samenzweerderig. Ik zag het voor me en meteen sloeg ook een golf onpasselijkheid door mij heen. “Oh, ik ben ook een beetje misselijk.”
Om een lang verhaal kort te maken, we hebben elkaar die avond zo op zitten stoken, dat we allebei de hele boel onder spuugden. Wat het effect op de andere kinderen op de zaal was, weet ik niet meer. Maar wie er voor moest opdraaien: ja, de verpleegster natuurlijk. En die vond dat niet leuk.
Ze begreep wel dat het allemaal opzet was en wilde ons streng straffen. Nou hing er aan ons bed een kaart, met daarop je medische toestand. Als je er slecht aan toe was stond op die kaart een grote D. A was het beste en dan verkeerde je al in het stadium dat er over naar huis gaan werd gepraat. Die avond werd de A van Theo en mij veranderd in een dikke D. Zo zou ze ons wel eens even een lesje leren. Maar ja, wat heeft dat voor effect op een kind van drie, die nog geen A van een D kon onderscheiden?
Dat konden mijn ouders natuurlijk wel. En die schrokken zich een ongeluk toen ze op bezoek kwamen. Na een pittig gesprek met de hoofdzuster werd alles weer recht getrokken en prijkte er weer een A op mijn kaart. Maar telkens als mijn moeder er aan terugdacht, voelde ze weer de schrik in haar benen.
Kuren in Katwijk
Een blogje van Bettie maakte bij mij ook herinneringen los. Nou ja, flarden van herinneringen, want ik was drie jaar toen ik naar Katwijk ging om daar in de frisse zeelucht te genezen van TBC. Veel is dus zeer wazig. Maar dit herinner ik me nog wel.
Mama bracht me we, in een taxi. De rit leek eindeloos te duren en dat zei ik ook. Mijn moeder zei me dat het voor mijn eigen bestwil was. Thuis, waar ik al drie maanden “gekuurd” had, zou ik niet beter worden. De zeelucht en veel buiten zijn, daarvan zou ik opknappen. Van het afscheid weet ik alleen nog dat mijn moeder huilde. Maar nadat ze weg was, voelde ik me al snel thuis in het zeehospitium. en dacht ik er niet eens meer over na dat ik zo ver weg was. Ach kinderen zijn flexibeler dan volwassenen denken.
En er mochten daar dingen die thuis absoluut verboden waren. Zoals een teil zand in je bed, om lekker mee te spelen. Je mocht knippen, kleuren, knutselen. En er was altijd wel iemand om mee te keten, want we lagen met zes (of acht??) andere kinderen op zaal. Er was altijd wel iets geks te doen. Goed, je moest je eerst loswurmen, want je zat in bed vastgebonden. Maar had je dat voor elkaar gebracht, dan kon je de grote spinnen pakken en ze de poten uittrekken. Een voor één, die dan op je laken bleven bewegen. Het was toen het toppunt van lol.
En natuurlijk probeerde we de verpleegsters uit. Sommige waren niet kwaad te krijgen, maar anderen… En dan verzin je heel gekke dingen.
Naast mij lag Theo. We waren dikke maatjes, al konden we elkaar niet aanraken, zo ver stonden de bedden uit elkaar. Maar samen kattenkwaad beramen, ja dat konden we natuurlijk wel.
Op een avond, het eten stond net klaar op ons nachtkastje, fluisterde hij: “Elsje, Elsje…” “Ja, wat is er?” fluisterde ik terug. “Ik heb helemaal geen honger.” “Nee, ik ook niet!” Dat was niet zo raar, want eten was een terugkerend probleem. Geen trek, niets lusten, onsmakelijke maaltijden. En stuk voor stuk waren we lastige etertjes. In mijn herinnering waren alle kinderen daar dan ook broodmager en naar de trend van die tijd moest je juist een beetje mollig zijn. Dat was pas gezond. Dus graag een beetje doorhappen….en altijd bordje leegeten.
Goed, Theootje had dus geen trek. Hij trok een vies gezicht. “Ik geloof dat ik er een beetje misselijk van wordt. Dan moet ik zo meteen spugen” fluisterde hij samenzweerderig. Ik zag het voor me en meteen sloeg ook een golf onpasselijkheid door mij heen. “Oh, ik ben ook een beetje misselijk.” Om een lang verhaal kort te maken, we hebben elkaar die avond zo op zitten stoken, dat we allebei de hele boel onder spuugden. Wat het effect op de andere kinderen op de zaal was, weet ik niet meer. Maar wie er voor moest opdraaien: ja, de verpleegster natuurlijk. En die vond dat niet leuk.
Ze begreep wel dat het allemaal opzet was en wilde ons streng straffen. Nou hing er aan ons bed een kaart, met daarop de medische toestand. Als je er slecht aan toe was stond op die kaart een grote D. A was het beste en dan verkeerde je al in het stadium dat er over naar huis gaan werd gepraat. Die avond werd de A van Theo en mij veranderd in een dikke D. Zo zou ze ons wel eens even een lesje leren. Maar ja, wat heeft dat voor effect op een kind van drie, die nog geen A van een D kon onderscheiden?
Dat konden mijn ouders natuurlijk wel. En die schrokken zich een ongeluk toen ze op bezoek kwamen. Na een pittig gesprek met de hoofdzuster werd alles weer recht getrokken en prijkte er weer een A op mijn kaart. Maar telkens als mijn moeder er aan terugdacht, voelde ze weer de schrik in haar benen.
Wij kwamen vaak in Katwijk. We liepen ook regelmatig over de boulevard langs het zeehospitium. Ik kan me herinneren dat daar mensen buiten op het terras in bed lagen, met zicht op zee. Maar of ik daar ook kinderen zag, weet ik niet meer.